Activiteitenverslag 2022-2023

van de adjunct van de gouverneur van Vlaams-Brabant

Terug naar het overzicht

Voorwoord

Taal is ons communicatiemiddel bij uitstek. Zoals taal het cement is van een samenleving, is taalwetgeving een bouwsteen van ons staatsbestel. Taalkennisvereisten voor ambtenaren zijn inherent aan de Taalwet bestuurszaken: de kennis van de taal van het gebied - in de randgemeenten is dat het Nederlands - is een eerste vereiste voor aanwerving. De controle daarop maakt het leeuwendeel uit van het specifiek administratief toezicht van de adjunct van de gouverneur. Het is dan ook een terugkerend thema in de verslagen van de dienst.

Naast het thema taalkennisvereisten, vindt u in dit verslag nog andere vertrouwde onderwerpen terug, zoals het gebruik van de talen in de gemeenteraden, in vergunningen of in berichten aan het publiek. Ook het gebruik van de talen in het bedrijfsleven valt binnen het toepassingsgebied van de wet, en krijgt traditioneel een plekje in het verslag. De regeling voor het gebruik van de talen door de ondernemingen kan behoorlijk verwarrend zijn voor wie niet thuis is in de materie. In hun sociale betrekkingen gelden er voor de ondernemingen immers strikte regels, terwijl ze, wanneer het gaat om consumentenbescherming, minimale taalvereisten moeten naleven. En in de commerciële relaties geldt het principe van de taalvrijheid. Toch zorgt het gebruik van andere talen dan de taal van het gebied in reclame of het feit dat winkelbedienden het Nederlands niet (goed) beheersen voor frustratie in de brede Rand. Vragen hierover komen dan ook regelmatig terug.

Wijzigingen in een andere wetgeving kunnen dan weer nieuwe vragen oproepen. Tijdens de overzichtsperiode 2022-2023 leidden wijzigingen in het ondernemingsrecht en de invoering van het nieuwe Wetboek Vennootschappen en Verenigingen in het Wetboek Economisch Recht tot onzekerheid bij verschillende vzw’s uit de randgemeenten. Van oudsher vallen vzw’s niet binnen het toepassingsgebied van de Taalwet bestuurszaken, maar volgens het nieuwe ondernemingsrecht vallen ze voortaan onder het begrip ‘ondernemingen’, en kunnen ze op basis van het nieuwe Wetboek Economisch Recht ook economische activiteiten uitoefenen. Daarom vroegen sommige vzw’s zich af of zij daardoor hun statuten, die ten laatste tegen eind 2023 vernieuwd moesten worden, in het Nederlands moesten stellen en publiceren.

De tendens tot meer samenwerking tussen diensten, en ondersteunende initiatieven vanuit de hogere overheid ten voordele van de gemeenten leidden eveneens tot nieuwe vragen. Struikelblok? Het feit dat de samenwerking tussen overheden met een ander taalstelsel niet expliciet geregeld is in de Taalwet bestuurszaken. Bovendien kwam de anderstalige dienstverlening die de gemeenten met een speciaal taalstatuut moeten verzekeren eerder laat ter sprake, nl. toen zo’n gemeente wenste deel te nemen aan een project. Voor de randgemeenten kan een visie inzake het gebruik van de talen, die meebrengt dat zij zelf voor het nodige vertaalwerk moeten instaan, de meerwaarde van de beoogde ondersteuning van de lokale besturen in het gedrang brengen. Ze staan dan voor de keuze tussen een ‘no go’, deelnemen mits ze bijkomende kosten aanvaarden, of de taalvoorschriften negeren. Wat dat laatste betreft hebben de randgemeenten echter weinig keuzevrijheid: de Taalwet bestuurszaken is immers van openbare orde. Deelname aan projecten die in principe gratis worden aangeboden aan alle gemeenten, lijkt voor de randgemeenten dan ook samen te gaan met het aanvaarden van bijkomende lasten voor de gemeentelijke financiën. Daardoor lijken dergelijke projecten hun doel, met name het versterken van de lokale slagkracht, voorbij te schieten.

Ten slotte geef ik u nog mee dat wij er uit zorg voor de leesbaarheid voor gekozen hebben om in dit verslag 'inwoner', 'klager', ‘hij’, ‘hem’ en ‘zijn’ te gebruiken.

Ik wens u veel leesgenot.

Fabienne Walravens