Taalkennisvereisten

Activiteitenverslag 2022-2023

Terug naar het overzicht

Wie aan de slag wenst te gaan bij een gemeentedienst in een randgemeente, moet zijn kennis aantonen van het Nederlands, de bestuurstaal. Voor bepaalde functies geldt een bijkomende taalkennisvereiste wegens de Franstalige dienstverlening die de gemeente moet verzekeren aan de inwoners die dit wensen. De taalkennis moet worden aangetoond vóór de deelname aan het selectie-examen of de aanstelling.

De laatste jaren verloopt de invulling van vacatures moeizaam door de krappe arbeidsmarkt. Alle gemeenten staan voor de uitdaging om mensen te vinden die de capaciteiten en talenten hebben die gezocht worden. In deze ‘war for talent’1 kunnen de strikte taalkennisvereisten die in de randgemeenten gelden een extra drempel zijn : meestal beschikken de kandidaten niet over een taalcertificaat van Werkenvoor.be, zodat zij zich alsnog moeten inschrijven voor een taaltest. Die taaltest wordt in drie stappen georganiseerd. Door de strikte taalkennisvereisten gebeurt het al eens dat kandidaten met het geschikte profiel uiteindelijk moeten worden afgewezen of zelf afhaken.

Voetnoot

1 Vl. Parlement, commissievergadering, 27 juni 2023.

Kennis van het Nederlands, de bestuurstaal

In mei 2022 vroeg een randgemeente per mail of het mogelijk was om tijdelijk een taalafwijking toe te staan voor de enige laureaat in een aanwervingsprocedure. De invulling van de vacature verliep moeizaam: de gemeente had immers maar drie kandidaturen ontvangen. Een van de kandidaten had afgehaakt voor de aanvang van de selectie en van de overige twee kandidaten was er slechts één in de proeven geslaagd. Die kandidaat kon echter zijn kennis van het Nederlands niet aantonen op basis van zijn diploma. De taalkennis wordt in eerste instantie bewezen via het aanwervingsdiploma, zo niet door een taalexamen artikel 7 bij Werkenvoor.be af te leggen. Het taalcertificaat dat de kandidaat wel kon voorleggen, kon echter niet nuttig worden aangewend voor een vrijstelling van het taalexamen bij Werkenvoor.be. De kandidaat was intussen al geslaagd voor de eerste module van het taalexamen ‘artikel 7’. In afwachting van het verdere verloop van het taalexamen vroeg de gemeente of zij al kon overgaan tot aanwerving, zo niet zou de dienst in kwestie tijdelijk moeten worden gesloten. Bovendien zou ook de overstap naar een eengemaakt softwaresysteem waarvan de implementatie in die dienst gepland stond, in het gedrang komen.1

De adjunct van de gouverneur stelde vast dat de Taalwet bestuurszaken nergens de mogelijkheid vermeldt om een tijdelijke afwijking toe te staan. De woorden ‘moet de taalkennis vooraf door een examen bewezen worden’ in artikel 27 van de wet laten verder weinig ruimte. De taalkennis moet worden aangetoond om tot de selectie-examens te worden toegelaten. Hoewel er in dit dossier sterke aanwijzingen bestonden dat de kandidaat het Nederlands effectief beheerste, moest ook hij alle modules afleggen alvorens een taalattest te krijgen. Waar de Onderwijstaalwet wel degelijk een tijdelijke taalafwijking voorziet voor het onderwijzend personeel,2 wanneer een instelling moeilijkheden ondervindt om kandidaten met de vereiste taalbekwaamheid aan te werven, is een dergelijk alternatief niet voorzien in de Taalwet bestuurszaken. Bijgevolg werd in de wet, of in een uitvoeringsbesluit ervan, ook geen instantie aangeduid die dergelijke taalafwijkingen wettig zou kunnen toekennen.

De adjunct van de gouverneur was bijgevolg niet bevoegd om een dergelijke taalafwijking toe te staan en kon de gemeente ook niet doorverwijzen naar een andere instantie of overheid.

Voetnoten

1 De kandidaat moest daarvoor immers opleidingen aangeboden door de Vlaamse overheid volgen. 
2 Onderwijstaalwet, artikel 15.


In oktober 2023 vroeg een contractueel personeelslid dat tewerkgesteld was in de opvang van een Franstalige gemeenteschool in een randgemeente meer informatie over het taalkennisbewijs Nederlands. Het personeelslid kon zijn taalkennis van de bestuurstaal niet via het bekwaamheidsdiploma aantonen en had met succes het taalexamen ‘artikel 7 niveau 3D’ afgelegd bij Werkenvoor.be. Dit certificaat gaf volgens de medewerker toegang tot een statutaire benoeming. De personeelsdienst had hem echter laten weten dat het certificaat niet volstond, omdat in het organigram het niveau van de statutaire betrekking ‘toezicht’ intussen was verhoogd naar niveau C.

De adjunct van de gouverneur liet weten dat het personeelsbeheer valt onder de gemeentelijke autonomie. De gemeente is dus bevoegd om haar personeelsbeleid, personeelsplan en organigram vorm te geven. Als werkgever kan zij kiezen tussen contractuele of statutaire aanwerving en legt zij de selectievoorwaarden vast, o.a. diplomavereisten, die zij nodig acht voor een betrekking. De besluiten daarover vallen niet binnen de toezichtsbevoegdheid van de adjunct van de gouverneur.

De adjunct van de gouverneur is wel bevoegd om na te gaan of het gemeentelijk personeel voldoet aan de taalkennisvereisten uit de Taalwet bestuurszaken. De taalkennisvereiste Nederlands in het artikel 27 van de wet geldt zowel in geval van statutaire als contractuele aanwerving, en moet in principe worden aangetoond vóór het afleggen van het toelatingsexamen of de indiensttreding. Met het taalcertificaat ’art. 7 niveau D’ regulariseerde het personeelslid dus de huidige tewerkstelling, die volgens de arbeidsovereenkomst een aanwerving in niveau D betrof. Een contractuele aanwerving evolueert echter niet automatisch naar een statutaire betrekking. Voor een vaste benoeming moet men deelnemen aan de selectieprocedure voor een vacant verklaarde statutaire job en voldoen aan de aanwervingsvoorwaarden die de gemeente op dat ogenblik vastlegt. Het behaalde certificaat ‘art. 7 niveau D’ volstond niet als het personeelslid wilde solliciteren naar de statutaire functie die de gemeente in haar organigram als niveau C had ingeschreven. De adjunct van de gouverneur raadde aan om bij Werkenvoor.be na te gaan voor welke modules er een vrijstelling kon worden bekomen op basis van het behaalde bewijs.

Het personeelslid verwees ook naar de concrete werksituatie waardoor toezichters in een Franstalige gemeentelijke basisschool nooit het Nederlands moeten gebruiken bij het uitvoeren van hun taak. Het is inderdaad zo dat in de contacten met de schoolgaande kinderen Frans, de onderwijstaal, wordt gesproken. Maar alle contacten met de werkgever moeten in het Nederlands verlopen. Het Grondwettelijk Hof heeft in het arrest 65/2006 duidelijk gesteld dat artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken ook van toepassing is op het gemeentelijk onderwijzend personeel dat tewerkgesteld is in een Franstalige gemeenteschool in een randgemeente. Dat dit personeel daardoor zowel de kennis van het Nederlands als van het Frans moeten aantonen, komt omdat de bestuurstaal en de onderwijstaal niet samenvallen. Het Hof was wel van mening dat het niet verantwoord is om aan het onderwijzend personeel in die Franstalige scholen dezelfde eisen inzake het niveau van de kennis van het Nederlands te stellen als aan de schooloverheden en de andere gemeentelijke ambtenaren. Het arrest betreft echter het onderwijzend personeel. Toezichters worden niet vermeld in het overzicht van ambten in het basisonderwijs.

Het gemeentelijke personeel dat het toezicht verzekert in een Franstalige gemeenteschool moet dus zijn kennis van het Nederlands conform artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken aantonen.

Kennis van het Frans

In hun contacten met de gemeentelijke diensten kunnen de inwoners van een randgemeente vragen om over te schakelen naar het Frans. Om die Franstalige dienstverlening naar de burger toe te verzekeren, moeten sommige personeelsleden, een elementaire kennis van het Frans aantonen.

In september 2022 werd aan de adjunct van de gouverneur gevraagd in hoeverre de randgemeenten potentiële kandidaten mogen afwijzen omdat ze hun kennis van het Frans niet kunnen aantonen.

Op basis van de gemeentelijke autonomie, die door de Grondwet wordt verzekerd, genieten de gemeenten een organisatorische vrijheid, o.a. op het vlak van hun personeelsbeleid. Elk gemeentebestuur is dus bevoegd om een passend personeelsbeleid binnen de wettelijke context uit te stippelen.

Voor de taalkennisvereisten wordt die organisatorische vrijheid beperkt door de Taalwet bestuurszaken, die eerst en vooral de kennis van de bestuurstaal, het Nederlands, oplegt via artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken. Die taalkennisvereiste geldt voor alle personeelsleden (contractuelen en vastbenoemden).

Wegens de Franstalige dienstverlening die de randgemeenten moeten verzekeren ten aanzien van de inwoners, moet een deel van het gemeentepersoneel eveneens het Frans beheersen. Naargelang het taalstelsel van de randgemeente gelden er andere vereisten:

  • Gemeenten met grote faciliteiten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel):
    Alle personeelsleden die in contact komen met het publiek moeten op basis van artikel 29 van de Taalwet bestuurszaken een elementaire kennis van het Frans aantonen.
    • Gemeenten met kleine faciliteiten (Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem):
      Volgens de Taalwet bestuurszaken moeten die gemeenten zo georganiseerd zijn dat een dienstverlening in het Frans effectief kan worden verzekerd. Dit veronderstelt dat sommige ambtenaren een bijzondere taalkennis moeten hebben. De gemeente heeft hierbij de beoordelingsvrijheid om op basis van concrete taken en de behoeften van de diensten te beslissen voor welke functies zij een (elementaire) kennis van het Frans nodig vindt.

    De kennis van het Frans kan dus wel worden gesteld als formele aanwervingsvoorwaarde, maar niet voor alle aanwervingen.

    De vraagsteller had de naam van de gemeente of de vacature niet vermeld, maar wel verwezen naar een vacature voor de dienst ‘Omgeving’. Op dat ogenblik bleken er twee dergelijke vacatures lopend. De taalkennisvereiste Frans kon voor beide vacatures worden verantwoord, omdat in de taakomschrijving duidelijk ‘aanspreekpunt voor de burger’ vermeld stond. De taak van aanspreekpunt of contactpersoon voor de burgers bleek bovendien niet ongebruikelijk te zijn voor die functies. Aangezien het om vacatures ging in gemeenten met grote faciliteiten, konden alleen kandidaten die hun elementaire kennis van het Frans konden aantonen, in aanmerking worden genomen.

    In een derde vacature voor gemeentelijke omgevingsambtenaar werd het aspect ‘contacten met de burger’ niet uitdrukkelijk vermeld. Dit sloot volgens de adjunct van de gouverneur niet uit dat de kennis van het Frans als aanwervingsvoorwaarde terecht werd gesteld. Een steekproef op het internet gaf aan dat omgevingsambtenaren doorgaans fungeren als aanspreekpunt voor de burgers.


    Voor betrekkingen waarbij het contact met de burgers deel uitmaakt van een normale uitoefening van de taken, het gaat bijvoorbeeld om de functie van aanspreekpunt, kan de gemeente conform de Taalwet bestuurszaken zeker een bijkomende taalkennisvereiste voor het Frans als aanwervingsvoorwaarde vermelden. In gemeenten met grote faciliteiten zal dit sowieso het geval zijn. De gemeente kan dan ook kandidaturen afwijzen die niet aan die aanwervingsvoorwaarde voldoen.

    De kennis van de tweede taal wordt vereist, indien het gaat om een functie waarin de ambtenaar ‘omgang met het publiek’ heeft. In mei 2023 vroeg een randgemeente aan de adjunct van de gouverneur wat er nu juist onder dit begrip moet worden verstaan. De gemeente kreeg haar vacatures voor technische functies immers steeds moeilijker ingevuld, en de vereiste om de kennis van het Frans aan te tonen vormde een bijkomende moeilijkheid.

    Het begrip ‘omgang met het publiek’ wordt nergens in de wet omschreven.

    Bij een ambt waarin de ambtenaar ‘omgang met het publiek’ heeft, gaat het om situaties waarin het personeelslid onvermijdelijk in contact komt met inwoners die zich noodzakelijkerwijze tot hem moeten wenden in het kader van een bestuursrelatie.


    Het gaat zeker niet alleen om ‘loketambtenaren’, die quasi permanent in contact staan met de burger. Ook sporadische of niet-permanente contacten kunnen onder het aspect ‘omgang met het publiek’ vallen. Toevallige contacten niet. Een arbeider in het containerpark, net zoals een gemeenschapswacht of een poetshulp van de dienst Thuiszorg van het OCMW zal in principe aan de taalkennisvereiste Frans moeten voldoen. Een arbeider van de groendienst niet, ook al kan hij tijdens het beplanten van een perk al eens worden aangesproken door een inwoner.

    Of er al dan niet sprake is van omgang met het publiek moet bijgevolg geval per geval worden nagegaan aan de hand van concrete gegevens.

    Het strategisch personeelsbeleid van de randgemeente ging uit van een dynamische arbeidscontext en flexibiliteit bij de teamsamenstelling. Voor haar technische medewerkers streefde de gemeente naar een maximale en teamoverschrijdende polyvalentie, ook al werden zij voor de operationele werking verder ingedeeld in een zestal teams. Dat moest het mogelijk maken om medewerkers in verschillende teams in te zetten, naargelang de noden van het ogenblik. De gemeente verwachtte dan ook dat al haar technische medewerkers hun kennis van het Frans aantoonden.

    De adjunct van de gouverneur waarschuwde voor een mogelijk spanningsveld tussen een flexibel en polyvalent personeelsbeleid en de Taalwet bestuurszaken. De faciliteitenregeling impliceert immers niet dat tweetaligheid wordt verwacht van alle ambtenaren. Die vereiste geldt alleen voor zover de ambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie in rechtstreeks contact komen met de burger. De Raad van State heeft in dit verband al benadrukt dat de afweging moet gebeuren op basis van de activiteiten die de ambtenaar werkelijk uitvoert, zodat een abstracte beoordeling aan de hand van een gebeurlijk contact met het publiek na een hypothetische overplaatsing naar een andere dienst niet mogelijk is.

    Het komt de gemeente toe om binnen de grenzen van de wet de functies aan te duiden waarvoor zij de kennis van het Frans nodig acht. Die aftoetsing moet gebeuren op basis van de concrete taken. Rekening houdend met het feit dat de gemeente in haar vacatures uitdrukkelijk het team of de teams vermeldde waarin de kandidaat in eerste instantie zou worden tewerkgesteld, vond de adjunct van de gouverneur de verwijzing naar een maximale en teamoverschrijdende polyvalentie te summier om voor álle medewerkers van de teams Groen, Wegen, Gebouwen, Garage, Kerkhof en Logistiek de taalkennisvereiste Frans te onderbouwen. Zo kan de doelstelling ‘personenvervoer/busdienst’ bij het team Garage wel het aspect ‘omgang met het publiek’ staven. Dat is ook het geval wanneer in een vacature voor Wegen en sporthal een onthaalfunctie wordt vermeld. Voor de technische medewerkers van de groendienst zou dat aspect verder moeten worden verduidelijkt, alvorens men aan kandidaten een taalkennis Frans kan vragen. Dat de technische medewerkers ‘doorheen de loopbaan’ aan een ander team konden worden toegevoegd, volstond voor de adjunct van de gouverneur alvast niet om de kennis van het Frans te eisen voor alle technische medewerkers, gezien de visie van de Raad van State.

    De taalkennisvereiste Frans voor de medewerkers die in de gemeentelijke scholen worden tewerkgesteld, zoals technische medewerkers of personeel dat instaat voor de opvang, werd eveneens aangekaart. Zo werd gevraagd of het personeel dat instaat voor de opvang van de kinderen in een Nederlandstalige basisschool in de randgemeenten de elementaire kennis van het Frans moet aantonen, aangezien zij vanuit hun functie contact hebben met de ouders. 

    Strikt gezien, vindt op dat personeel in de Nederlandstalige basisscholen van de vier gemeenten met grote faciliteiten artikel 29 toepassing. In de gemeenten met kleine faciliteiten moet de dienst zo georganiseerd worden dat dienstverlening in het Frans verzekerd is.

    Van ouders die hun kind inschrijven in een Nederlandstalige basisschool wordt echter ook een positief engagement verwacht ten opzichte van de onderwijstaal en de initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van leerlingen weg te werken. In veel scholen in de grote Rand verwacht men van de ouders dat zij binnen de schoolmuren (zo goed als mogelijk) Nederlands spreken. Die verwachting wordt samen met andere afspraken tussen de school en de ouders opgenomen in de engagementsverklaring, die deel uitmaakt van het schoolreglement. Bij de inschrijving van de leerling aanvaarden de ouders de wederzijdse afspraken die erin vermeld worden.

    Volgens de rechtspraak van de Raad van State moet bij elke betrekking afzonderlijk in concreto worden overwogen of er sprake is van ‘omgang met het publiek’. De adjunct van de gouverneur was van mening dat de engagementsverklaring een aspect is dat moet meegenomen worden in die afweging.

    In de rechtsleer wordt er m.b.t. taalkennisvereisten al eens verwezen naar de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie: taalkennisvereisten moeten nuttig en noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de te verrichten arbeid.1 

    In het licht van die rechtspraak lijkt de taalkennisvereiste Frans voor medewerkers die alleen ingezet worden voor de opvang van kinderen in de Nederlandstalige gemeenteschool moeilijk.

    Voetnoot

    1 Candela Soriano M., Les exigences linguistiques : une entrave légitime à la libre circulation ?, C.D.E., 2002 ; Gosselin F, L’emploi des langues en matière administrative, 2017 ; Van Hamme J, L’équivalence des langues dans le marché intérieur : l’apport de la Cour de Justice, C.D.E., 2007.