De Taalwet bestuurszaken en de VZW's

Activiteitenverslag 2022-2023

Terug naar het overzicht

Door grondige wijzigingen in de regelgeving die de vennootschappen zonder winstoogmerk1 moeten naleven, moesten alle VZW’s o.a. ten laatste tegen 1 januari 2024 hun statuten aanpassen. Bij verschillende VZW’s met zetel in een randgemeente rees de vraag of zij hun statuten zoals voorheen in het Frans konden neerleggen, dan wel alleen nog in het Nederlands.

Voetnoot

1 Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht.
Wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen.
 

De kwestie werd voor het eerst bij de dienst aangekaart in oktober 2022. De adjunct van de gouverneur ging eerst na of het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) een taalregeling bevat. De Taalwet bestuurszaken is immers een lex generalis; een bepaalde situatie valt niet meer binnen haar toepassingsgebied, wanneer een andere wettelijke norm er specifieke taalvoorschriften voor bevat. Boek 2 met de bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor alle rechtspersonen waarop het WVV van toepassing is, bevat effectief een taalregeling in artikel 2:33, hoofdstuk V – Taal, waarvan het eerste lid luidt als volgt :

Vennootschappen en onder de taalwetgeving vallende VZW’s, IVZW’s en stichtingen, leggen de stukken bedoeld in hoofdstuk 3 van deze titel en in de artikelen 3:10 en 3:12, al dan niet in elektronische vorm, neer in de taal of in één van de officiële talen van het taalgebied waar de zetel van de rechtspersoon is gevestigd.

De bevoegdheden van de adjunct van de gouverneur betreffen de toepassing van de Taalwet bestuurszaken, niet de toepassing van het WVV. Maar aangezien in het nieuwe WVV expliciet verwezen wordt naar de taalwetgeving, verklaarde zij zich bevoegd om vragen over dit aspect te beantwoorden.

Uit artikel 2:33 WVV kan worden afgeleid dat de verplichting om de taal van het gebied te gebruiken niet geldt voor álle VZW’s. Die insteek vinden we ook in de toelichting1 die in het wetsvoorstel werd gegeven bij dat artikel 2:33. Daarin wordt verduidelijkt dat het hier gaat om een “eenvoudige toepassing van de taalwetgeving”, en dat de taalverplichting voor de verplicht neer te leggen stukken geldt indien de betrokken rechtspersoon onder de taalwetgeving valt.

Voetnoot

1 Kamer, Parl. St., 201492019, stuk 3119/1.


De Taalwet bestuurszaken regelt het gebruik van de talen van de overheidsdiensten; de meeste voorschriften gelden niet voor private rechtspersonen, zoals ondernemingen of VZW’s. De wet bevat wel 2 voorschriften waarmee een VZW met zetel in een randgemeente eventueel rekening zal moeten houden.

Artikel 1, §1, 1° en 2°

    Volgens artikel 1, §1, 1° en 2° is de wet niet alleen van toepassing op overheidsdiensten zoals de federale overheidsdiensten of de gemeenten, maar ook op de natuurlijke en rechtspersonen

    • die concessiehouder zijn van een openbare dienst
    • die een taak die de grenzen van een privaat bedrijf te buiten gaat vervullen, die de wet of openbare macht hun hebben toevertrouwd in het algemeen belang.

    Een VZW die opgericht wordt op gemeentelijk niveau moet de statuten in het Nederlands neerleggen. Een VZW die een taak uitvoert, die de gemeente haar heeft toevertrouwd in het gemeentelijk belang en die de grenzen van een privaat bedrijf overschrijdt, valt eveneens onder het toepassingsgebied van de wet, maar niet onder de bepalingen die de organisatie van de dienst en de rechtspositie van het personeel betreffen. 

    Artikelen 1, §1, 6° en 52

      De Taalwet bestuurszaken bevat ook voorschriften ten aanzien van de bedrijfswereld, hoewel de verplichtingen in artikel 52 beperkter1 zijn dan de regels die rusten op de overheidsdiensten. Volgens dat artikel moeten de private nijverheids-, handels- of financiebedrijven voor al hun (uitgaande) officiële documenten de taal van het gebied gebruiken. Zo moet een bedrijf dat gevestigd is in een randgemeente zijn statuten in het Nederlands neerleggen.

      Voetnoot

      1 Die taalvoorschriften zijn beperkt tot de verplichte documenten die uitgaan van de private bedrijven, en de sociale betrekkingen.

      Men ging er altijd van uit dat artikel 52 in principe niet van toepassing was op de verenigingen zonder winstoogmerk. Het handelskarakter (de economische aard en het winstoogmerk) werd immers als bepalend criterium gehanteerd om de private bedrijven te onderscheiden van de VZW’s.
      VZW’s met zetel in een randgemeente konden dus voor hun statuten kiezen tussen het Nederlands of het Frans.

      Door de recente wijzigingen aan het Wetboek Economisch Recht en het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen rees, zoals gezegd, bij verscheidene VZW’s de vraag in hoeverre zij voortaan ook niet artikel 52 moesten naleven bij het neerleggen van hun statuten. Immers, door de nieuwe definitie in artikel I.1. van het Wetboek Economisch Recht vallen VZW’s voortaan ook onder het begrip ‘onderneming’. En volgens het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen kunnen zij voortaan economische activiteiten uitvoeren en winst maken.

      Volgens de adjunct van de gouverneur hadden die wijzigingen echter geen gevolgen voor de taal waarin de VZW’s hun statuten kunnen neerleggen:

      • Het hoofdkenmerk van een VZW blijft immers het sociale, belangeloze doel dat ze nastreeft en de afwezigheid van een winstoogmerk. VZW’s mogen volgens de nieuwe regeling hun winst niet rechtstreeks of onrechtstreeks uitkeren aan derden, maar alleen aanwenden voor het belangeloos doel dat de VZW nastreeft. Er is dus geen sprake van enige winstuitkering of vermogensvoordeel. Het criterium voor het onderscheid tussen een VZW en een bedrijf evolueert zo van ‘geen winstoogmerk’ naar ‘geen winstuitkering’.
      • De nieuwe definitie van het begrip ‘onderneming’ in het Wetboek van Economisch Recht omvat voortaan ook de VZW’s. De artikelen 1, §1, 6° en 52 van de Taalwet bestuurszaken verwijzen echter niet naar de bedrijven of de ondernemingen in het algemeen, maar naar de private nijverheids-, handels- of financiebedrijven. VZW’s vallen bijgevolg buiten het toepassingsgebied van die voorschriften. Ook in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof wordt op dit onderscheid gewezen: een VZW die geen nijverheids-, handels- of financieactiviteiten uitoefent, kan niet worden beschouwd als een privaat bedrijf in de zin van artikel 1, §1, 6° van de Taalwet bestuurszaken.1

      Voetnoot

      1 Zie bijvoorbeeld GWH, arrest 116/2018, overweging B.6.4.


      Volledigheidshalve contacteerde de adjunct van de gouverneur ook de dienst van de rechtspersonen verbonden aan de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank van Brussel, die haar verzekerde dat VZW’s uit de randgemeenten nog altijd hun statuten in het Nederlands, het Frans, of in beide talen konden neerleggen.

      De adjunct van de gouverneur antwoordde de VZW in kwestie dat, op basis van artikel 2:33 WVV, de statuten in het Nederlands moeten worden neergelegd, wanneer een VZW onder de toepassing van de taalwetgeving valt. Zij kan dan wel altijd een vertaling bijvoegen op basis van het tweede lid van het artikel.
      De VZW’s die niet onder het toepassingsgebied van de taalwetgeving vallen, kunnen hun statuten nog altijd in het Frans neerleggen, indien zij daaraan de voorkeur geven.

      Aan de VZW’s die in de loop van de maanden februari en april de dienst contacteerden i.v.m. de taal waarin ze hun statuten konden neerleggen, werd eenzelfde antwoord verstrekt.

      In maart 2023 vroeg een VZW uit een randgemeente of de jaarrekening verplicht in het Nederlands moest worden ingediend. De griffie van de Franstalige Ondernemings­rechtbank van Brussel stuurde immers de jaarrekening, die in het Frans was ingediend, terug met de vraag om de documenten in het Nederlands te sturen.

      Dat leek de adjunct van de gouverneur in tegenspraak met wat er eind 2022 door de griffie van de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank was meegedeeld. Het bleek echter niet mogelijk om de griffie van de Franstalige Ondernemingsrechtbank hierover rechtstreeks te contacteren.

      Uit contacten met de griffie van de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank bleek dat er verschillende zienswijzen bestonden bij de Ondernemingsrechtbank van Brussel. Men bevestigde dat de griffie van de Franstalige rechtbank inderdaad de stukken die in het Frans werden ingediend door VZW’s met een zetel in een Vlaamse gemeente, inclusief de randgemeenten, weigerde. Na enige interne ruggespraak werd meegedeeld dat de griffie van de Franstalige rechtbank er mee instemde dat een VZW met zetel in een faciliteitengemeente haar statuten en jaarrekening in het Frans indiende.

      Gezien de verschillende visies, vroeg de adjunct van de gouverneur aan de griffie van de Franstalige rechtbank om haar standpunt schriftelijk te bevestigen. Dat verzoek, evenals de contactnames met het secretariaat van de voorzitter bleven jammer genoeg zonder gevolg. De adjunct van de gouverneur ontving geen officieel standpunt over de kwestie vanwege de dienst rechtspersonen van de Franstalige Ondernemingsrechtbank. Een bezoek ter plaatse bracht evenmin verduidelijking. Tijdens dat bezoek vernam de adjunct van de gouverneur wel dat het personeel aan het loket inderdaad de instructie had gekregen om geen Franstalige documenten van VZW’s met een zetel in een Vlaamse gemeente uit het ambtsgebied te aanvaarden, indien die niet vergezeld zijn van Nederlandstalige stukken. Dat gold ook voor de VZW’s uit de randgemeenten. Niettemin zou het geval van de VZW’s met zetel in een randgemeente binnen de rechtbank zelf nog altijd in vraag gesteld worden, en werd een interne overlegvergadering overwogen.

      Hoewel het volgens de adjunct van de gouverneur voor VZW’s nog altijd mogelijk moest zijn om hun statuten in het Frans neer te leggen, waarschuwde zij de VZW dat niet kon worden uitgesloten dat de griffie van de Franstalige rechtbank uiteindelijk toch bij haar standpunt bleef dat de jaarrekening in het Nederlands moest worden ingediend. Ze vestigde er ook de aandacht op dat in de Kruispuntbank van Ondernemingen de VZW in kwestie bij de algemene gegevens als Nederlandstalig stond geregistreerd.

      Voor zover de adjunct van de gouverneur op basis van de verstrekte informatie kon nagaan, bleken de meeste VZW’s die de dienst contacteerden niet onder de Taalwet bestuurszaken te vallen, en konden ze dus, indien zij dit wensten, hun statuten in het Frans neerleggen.

      De adjunct van de gouverneur betreurt het uitblijven van enige reactie vanwege de griffie van de Franstalige Ondernemings­rechtbank, gezien de tegenstrijdige standpunten. Een steekproefsgewijze raadpleging van de publicaties van de rechtspersonen in het Belgisch Staatsblad blijkt evenwel haar analyse te bevestigen, aangezien er nog altijd Franstalige statuten worden gepubliceerd van VZW’s met zetel in een randgemeente.

      De situatie van de VZW die de dienst in april 2023 contacteerde, was echter minder eenduidig. De hamvraag in dat dossier was in hoeverre die VZW onder de toepassing van artikel 1, §1, 1° en 2° van de Taalwet bestuurszaken viel. Een VZW die opgericht wordt op gemeentelijk niveau valt immers onder de toepassing van de Taalwet bestuurszaken; evenzo indien haar taak, die de gemeente haar heeft toevertrouwd in het gemeentelijk algemeen belang, de grenzen van een privaat bedrijf overschrijdt.

      Er is volgens de Vaste Commissie voor Taaltoezicht sprake van een openbare dienst, zodra er een minimale devolutie van de overheidstaak plaatsvindt. Zodra er een voldoende nauwe band bestaat tussen de instelling en de gemeente, valt de VZW binnen het toepassingsgebied van de wet. Die nauwe band met de gemeente kan o.a. blijken uit het feit dat de VZW onder het gezag staat van de overheid, uit het aandeel gemeenteraads­leden in de raad van bestuur, of uit een zekere vorm van bestuurlijk toezicht. Ook het feit dat de VZW gevestigd is in gemeentelijke lokalen of ondersteuning krijgt van gemeentelijke ambtenaren wijst in die richting. Een ander criterium is het feit dat de VZW door de gemeente gefinancierd wordt en haar betoelaging enkel mag gebruiken voor doeleinden waarvoor de financierende overheid haar instemming heeft gegeven.
      Het ontvangen van een erkenning of subsidies noch het afsluiten van een resultaatsverbintenis op zich zijn echter toereikende aanwijzingen.

      In dit geval waren er toch wel verschillende elementen aanwezig die duidden op enige verwevenheid tussen de VZW en de gemeente :

      • De doelstellingen van de VZW betreffen niet alleen een adviesfunctie op het vlak van sociaal-culturele activiteiten en beheer, maar ook de uitvoering van taken op verzoek van de gemeente.
      • In de Raad van bestuur lijken geen actieve gemeenteraadsleden of afgevaardigden te zetelen, maar volgens de statuten is de schepen die bevoegd is voor de Franstalige cultuur wel altijd lid van de vereniging.

      Hoewel de VZW niet vermeld wordt in de rubriek ‘gemeentelijke commissies’ op de gemeentelijke website, wordt zij wel vermeld in de context van burgerparticipatie in de rubriek ‘adviesraden’. Een adviesraad is volgens de gemeentelijke webstek een overlegorgaan tussen burgers, het verenigingsleven en het lokaal bestuur, dat door de gemeenteraad wordt opgericht.

      Op de webpagina gewijd aan de VZW in kwestie, wordt voor de contactgegevens verwezen naar het gemeentelijk secretariaat, wat duidt op een zekere ondersteuning vanwege gemeentelijke ambtenaren.

      Het huishoudelijk reglement van de VZW kon eveneens worden geraadpleegd via de gemeentelijke website. Volgens de toelatingsvoorwaarden in dit reglement moeten aanvragen tot erkenning en subsidiëring gericht worden aan het college van burgemeester en schepenen van de randgemeente in kwestie.

      Volgens het subsidiereglement, ook raadpleegbaar op de gemeentelijke website, moeten verenigingen die een nominatieve subsidie van de gemeente krijgen, jaarlijks een activiteitenverslag bij de VZW indienen.

      Volgens de algemeen directeur van de randgemeente, stelt de gemeente de financiële middelen voor de toekenning van de subsidies aan de aangesloten verenigingen ter beschikking van de VZW. Zij moet jaarlijks in een verslag aan de gemeente verantwoorden op welke wijze die financiële middelen werden besteed. Verder wordt de verdeling van de werkingssubsidies door de gemeenteraad goedgekeurd.

      Al die elementen wezen volgens de adjunct van de gouverneur op een verwevenheid tussen de VZW en de gemeente, waardoor zij binnen het toepassingsgebied van artikel 1, §1, 2° van de Taalwet bestuurszaken leek te vallen.
      Volgens artikel 1, §2 zijn de natuurlijke of rechtspersonen die vermeld worden in §1, 2° niet onderworpen aan de bepalingen die in de Taalwet bestuurszaken betrekking hebben op de organisatie van de diensten, tenzij zij onder het gezag van de openbare machten staan.

      Met het oog op de onbetwiste geldigheid van de statuten en rekening houdend met de formulering van artikel 2:33 WVV, raadde de adjunct van de gouverneur aan om de statuten in het Nederlands neer te leggen bij de Ondernemingsrechtbank van Brussel.