Glossarium

Administratief toezicht

Verschillende overheidsdiensten beschikken over een heel ruime autonomie. Dit betekent dat ze beslissingen kunnen treffen in een heel gevarieerd aantal aangelegenheden. De beginselen van een democratische staatsvorm vereisen dat bij een dergelijke zelfstandige beslissingsmacht een zekere vorm van controle wordt ingebouwd, m.a.w. er is nood aan een waakhond. Een dergelijke waakhondfunctie werd toevertrouwd aan verscheidene overheidsdiensten. Dat zijn de toezichthoudende overheden.

Die toezichthoudende diensten hebben een tweeledige opdracht. Zij moeten nagaan

  1. of de besluiten en handelingen overeenstemmen met de wet;
  2. of de besluiten en handelingen niet in strijd zijn met het algemeen belang.

Het begrip 'administratief toezicht' is de verzamelnaam voor alle middelen waarover de toezichthoudende overheid beschikt om haar controletaak uit te oefenen.
Hierbij wordt een eerste onderscheid gemaakt naargelang van de aard van het gebruikte toezichtmiddel:

  1. Algemeen administratief toezicht

    Het algemeen administratief toezicht heeft een repressief aspect. De toezichthoudende overheid kan de beslissingen van de ondergeschikte besturen schorsen of vernietigen.
  2. Bijzonder administratief toezicht

    Het bijzonder administratief toezicht is in feite een preventief toezicht. De beslissingen van de ondergeschikte besturen zijn onderworpen aan het advies, de machtiging of de goedkeuring van de toezichthoudende overheid.
  3. Beslissing na beroep
  4. Dwangtoezicht

Een tweede onderscheid wordt gemaakt op basis van de wettekst die het administratief toezicht instelt, zodat er sprake is van:

  1. Gewoon administratief toezicht

    Het gewoon administratief toezicht betreft het toezicht op aangelegenheden van zuiver provinciaal of gemeentelijk belang. Aanvankelijk werd dit ingesteld door de gemeentewet, de provinciewet of de wet van 26 juli 1971 (organisatie van agglomeraties en federaties van gemeenten. Vandaag de dag hebben de gewesten elk een eigen regeling uitgewerkt. In Vlaanderen gebeurt het gewoon administratief toezicht nu op basis van het Decreet Lokaal Bestuur en het Provinciedecreet.

  2. Specifiek administratief toezicht

    De hervormingen in de staatsstructuur maakten de invoering van een specifiek administratief toezicht nodig. De gewestelijke overheid werd immers bevoegd voor het gewoon administratief toezicht, d.w.z. voor beslissingen inzake het provinciaal of gemeentelijk belang. Vermits de gemeente- en provinciebesturen ook taken vervullen in opdracht van andere overheden drong een aanpassing zich op. De federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten kunnen elk voor hun bevoegdheidsmateries immers een specifiek administratief toezicht organiseren. Dit specifiek administratief toezicht steunt dan op een andere wet dan de drie voornoemde, een decreet of een ordonnantie.

    Het administratief toezicht van de adjunct van de gouverneur is dus een specifiek administratief toezicht want het werd ingesteld door de taalwetgeving (bijz. wet van 16 juli 1993, art. 124) en behoort tot het algemeen administratief toezicht (schorsingsbevoegdheid).
Afschrift (van een akte)

Een afschrift is een volledige weergave van de tekst van de originele akte zoals ze zich bevindt in het archief van de burgerlijke stand. Een afschrift bevat de oorspronkelijke gegevens van de akte, de historiek van de staat van de persoon op wie de akte betrekking heeft en, in voorkomend geval, de basis van de opmaak van de akte.

Akten

Er is een grote verscheidenheid aan akten: gerechtelijke akten, authentieke akten, onderhandse akten, akten van de burgerlijke stand (geboorteakte, overlijdensakte, huwelijksakte)… Het begrip kan als volgt omschreven worden: ondertekend en gedateerd geschrift waarin feiten en gebeurtenissen en/of verklaringen zijn vastgelegd. Het dient als bewijs van wat er geschreven staat.

De taalwetgeving zelf geeft voornamelijk instructies over het taalgebruik van akten betreffende particulieren, akten van de burgerlijke stand en wettelijk verplichte akten/bescheiden voor het personeel van private bedrijven. Het kan gaan om o.a. een huwelijksakte, een akte waarin de statuten van een bedrijf worden neergelegd...

Zie ook betrekkingen met particulieren, berichten en mededelingen, formulieren, getuigschriften - verklaringen - machtigingen - vergunningen

Berichten en mededelingen

Er is geen strikt onderscheid tussen deze begrippen, die in de praktijk meestal door elkaar worden gebruikt.

In de parlementaire voorbereidende werken wordt de volgende definitie gehanteerd: berichten zijn opschriften die op een in het oog springende wijze aangebracht worden op de muren van de administratieve gebouwen en kantoren of op alle andere plaatsen, met de bedoeling inlichtingen te verstrekken aan de personen die bedoelde gebouwen, kantoren, plaatsen bezoeken. Ze kunnen gebeiteld, gegraveerd of met lichtgevende toestellen voorgesteld zijn. Ze kunnen een zekere omvang hebben of slechts uit één woord bestaan

Mededelingen aan het publiek zijn de inlichtingen die in welke vorm ook verspreid worden. Hun draagwijdte kan algemeen zijn of beperkt tot een bepaald publiek

De Vaste Commissie voor Taaltoezicht stelt in haar adviezen dat o.a. verkeersborden, straatnaamborden, standaardberichten van sprekende machines, publicaties in de pers, kalenders of drukwerken van openbare diensten, mondelinge mededelingen in het station of aankondigingen via radio en tv als berichten en mededelingen beschouwd moeten worden. Ze benadrukt dat de medegedeelde teksten 'noodzakelijkerwijze identiek dienen te zijn' voor alle bestemmelingen en zowel op een mondelinge als schriftelijke wijze meegedeeld kunnen worden.

Zie ook akten, betrekkingen met een particulieren, formulieren, getuigschriften - verklaringen - machtigingen – vergunningen

Betonnering

Deze term wordt courant gebruikt om te verwijzen naar het feit dat wijzigingen aan het faciliteitenregime alleen via een bijzondere meerderheidswet, ook "communautaire wet" genoemd, doorgevoerd kunnen worden.

Zie ook bijzondere meerderheidswet

Betrekkingen met particulieren

Betrekkingen zijn mondelinge of schriftelijke contacten tussen een particulier en een overheidsdienst. Zij veronderstellen dus een of andere vorm van interactiviteit. Een telefoongesprek, een brief of een e-mail zijn betrekkingen met een particulier.

Zie ook akten, berichten en mededelingen, formulieren, getuigschriften - verklaringen - machtigingen - vergunningen

Bijzondere meerderheidswet

De goedkeuring van een dergelijke wet is onderworpen aan verschillende voorwaarden, nl.

  • voorwaarden betreffende het aanwezigheidsquorum: een meerderheid van de leden van elke taalgroep moet aanwezig zijn opdat de stemming geldig is;
  • voorwaarden betreffende het aantal behaalde stemmen: het voorstel moet goedgekeurd worden met:
    - een meerderheid binnen elke taalgroep
    - een tweederde meerderheid van alle ja-stemmen in beide taalgroepen
Centrale dienst

De taalwet van 1963 deelt de overheidsdiensten in drie categorieën in, op basis van de omvang van hun werkgebied: centrale diensten, gewestelijke diensten en plaatselijke diensten.

Op basis van de taalwetgeving kunnen de federale diensten worden ingedeeld in centrale diensten, uitvoeringsdiensten en buitenlandse diensten, maar de wettekst verstrekt geen verdere informatie die toelaat de verschillen af te bakenen.

De Vaste Commissie voor Taaltoezicht heeft de begrippen verder uitgediept en daarbij gesteund op de parlementaire voorbereidingen van de wettekst en regeringsnota's.

Een centrale dienst is een dienst:

  • waarvan de werkkring het hele grondgebied bestrijkt;
  • waarvan leiding uitgaat;
  • die instaat voor de eenheid in de administratieve rechtspraak.

De ministeries, federale overheidsdiensten (FOD) en programmatorische overheidsdiensten (POD), zijn uiteraard centrale diensten. Maar ook functioneel gedecentraliseerde diensten of de leidende diensten van parastatale instellingen kunnen voldoen aan die kenmerken. Zo worden het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (RSVZ) of de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV) beschouwd als centrale diensten.

Een uitvoeringsdienst is een dienst:

  • waarvan de werkkring het hele grondgebied bestrijkt;
  • maar waarvan geen bestuurlijke leiding uitgaat;
  • en die niet instaat voor de eenheid in administratieve rechtspraak.

De Koninklijke Sterrenwacht van België, de Koninklijke Bibliotheek van België, het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België, het Algemeen Rijksarchief, het Studiecentrum voor Kernenergie te Mol zijn dergelijke uitvoeringsdiensten.

De categorie buitenlandse dienst verwijst naar de diplomatieke en consulaire diensten in het buitenland.

Zie ook gewestelijke dienst, plaatselijke dienst.

Faciliteitengemeenten

of gemeenten met een speciaal taalstatuut. Deze gemeenten kennen een bijzondere regeling voor de taalregeling in bestuurszaken.

De wet van 8 november 1962 (Taalgrenswet) legde de taalgrens definitief vast. De wet van 2 augustus 1963 (Taalwet bestuurszaken) deelde België in vier taalgebieden in: drie eentalige gebieden (het Nederlandstalige, Franstalige en Duitstalige gebied) en één tweetalig gebied (het arrondissement Brussel-Hoofdstad). Die indeling in taalgebieden staat sinds de grondwetsherziening van 1970 ook in artikel 4 van de Grondwet vermeld. De Taalwet bestuurszaken is gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel (streektaal = bestuurstaal). Deze wet bepaalt verder in welke taal de contacten met de overheid moeten verlopen in een bepaald gebied.

In een aantal gemeenten werden deze voorschriften iets getemperd en bestaat er een speciale regeling, beter bekend als ‘faciliteitenregeling’. De 'faciliteiten' worden toegekend aan de anderstalige inwoners. Zij mogen wettelijk een andere landstaal dan de streektaal hanteren in hun contacten met de overheid. In deze gemeenten worden berichten, mededelingen en formulieren in het Nederlands en het Frans of in het Duits en het Frans opgemaakt. Faciliteiten doen geen afbreuk aan de taalhomogeniteit van het gebied en gelden enkel voor de bestuurden, dus de inwoners, niet voor de bestuurders.

Het betreft in totaal 27 gemeenten, ingedeeld in 4 categorieën:

  • de randgemeenten
  • de taalgrensgemeenten
  • 9 gemeenten gelegen in het Duitse taalgebied
  • 2 gemeenten uit het Malmédyse

Dit zijn zes Vlaams-Brabantse gemeenten gelegen in de rand rond Brussel: Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem, met faciliteiten voor de Franstalige inwoners.

Deze gemeenten zijn gelegen langsheen de taalgrens in de provincies Henegouwen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen. Het betreft 4 Franstalige taalgrensgemeenten (Edingen, Komen-Waasten, Moeskroen en Vloesberg) en 6 Nederlandstalige (Bever, Herstappe, Mesen, Ronse, Spiere-Helkijn en Voeren). Ze hebben faciliteiten voor de Nederlandstalige of Franstalige inwoners naargelang het taalgebied waarin de gemeente ligt.

Het betreft de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach, Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren en Sankt-Vith, met faciliteiten voor Franstalige inwoners.

Malmédy en Waimes, met faciliteiten voor Duitstalige inwoners.

Formulieren

In de parlementaire voorbereidende werken van de taalwetgeving zijn formulieren onvolledige gedrukte teksten die door het publiek zelf moeten worden aangevuld.

Voorbeelden: postformulieren, adresveranderingsberichten, aanvraagformulieren voor een internationaal paspoort, belastingaangiften.

Zie ook berichten en mededelingen, akten, betrekkingen met een particulier, getuigschriften - verklaringen - machtigingen – vergunningen.

Frans taaldecreet

Decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen, BS 27 augustus 1982.

Dit decreet regelt m.a.w. het taalgebruik in het bedrijfsleven, meer bepaald in de eentalige Franstalige gemeenten.
Het bevat een aantal taalvoorschriften die de bedrijven moeten naleven in arbeidsovereenkomsten, loonbrieven, ontslagprocedures, arbeidsreglementen.… Het geldt voor de bedrijven die gevestigd zijn in de eentalige Franstalige gemeenten. In de faciliteitengemeenten van het Franse taalgebied is artikel 52 van de taalwet bestuurszaken van toepassing.

Gedecentraliseerde dienst

Het begrip 'gedecentraliseerde dienst' verwijst naar een autonome bestuursinstantie waaraan bepaalde bevoegdheden toegewezen werden. Deze besturen hebben meestal rechtspersoonlijkheid. Alhoewel de hiërarchische band met de oprichtende overheid verdwenen is, blijven de gedecentraliseerde diensten wel onderworpen aan het administratief toezicht van de hogere overheid.

Men spreekt van territoriale decentralisatie wanneer de bevoegdheidstoewijzing algemeen omschreven is, maar beperkt tot een welbepaald deel van het grondgebied. In dat geval worden de bevoegdheden toegewezen aan zelfstandige overheidsdiensten met aan het hoofd een democratisch verkozen bestuur. De gemeenten en provincies zijn territoriaal gedecentraliseerde diensten. Het administratief toezicht wordt voornamelijk uitgeoefend door de gewestregeringen.

Bij dienstgewijze decentralisatie wordt een bepaalde bevoegdheid voor heel het grondgebied opgedragen aan een orgaan dat beschikt over organieke autonomie en over zelfstandig beslissingsrecht in die materie. Deze decentralisatie kan zeer verschillende vormen aannemen zoals o.a.

  • autonome overheidsbedrijven (bpost, Proximus …);
  • openbare instellingen (RVA, Kind & Gezin …);
  • intercommunale verenigingen (Interza, Haviland …);
  • adviesorganen (Hoge Raad voor Werkgelegenheid …).

Het administratief toezicht gebeurt hier meestal door een of meerdere regeringscommissaris(sen).

Gedeconcentreerde dienst

Binnen een gecentraliseerde dienst kunnen bepaalde taken of bevoegdheden overgedragen worden aan ambtenaren of organen. Die blijven echter ondergeschikt aan het hiërarchisch gezag en hebben in principe geen aparte rechtspersoonlijkheid. Dit noemt men een gedeconcentreerde dienst.

Men onderscheidt twee vormen:

  • interne deconcentratie: een bepaalde bevoegdheid wordt toegewezen aan ambtenaren binnen het centraal bestuur;
  • externe deconcentratie: een bepaalde bevoegdheid wordt toegewezen aan organen of ambtenaren van een buitendienst zoals de provinciegouverneurs.
Getuigschriften – verklaringen – machtigingen - vergunningen

In de Taalwet bestuurszaken wordt ook voorgeschreven in welke taal getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen verstrekt moeten worden. Deze begrippen worden niet expliciet gedefinieerd in de wettekst en kunnen elkaar soms overlappen. Een strikt onderscheid is niet altijd evident: zo is een rijbewijs zowel een getuigschrift als een vergunning. De overlapping stelt in de praktijk weinig problemen, omdat de vier categorieën dezelfde wettelijke voorschriften volgen.

De volgende omschrijvingen afkomstig uit de adviezenrechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht kunnen als richtlijn dienen:

Getuigschriften zijn schriftelijke bewijzen die uitgaan van de overheid en die bewijzen dat iets met de werkelijkheid overeenstemt. Als getuigschriften worden beschouwd: identiteitskaarten, fiscale kentekens, schouwingsbewijzen, trouwboekjes, uittreksels uit de akten van de burgerlijke stand, kwijting verstrekt door een gemeentelijke parking als ontvangstbewijs voor de betaling van het standrecht…

Machtigingen en vergunningen zijn officiële documenten die uitgaan van een overheidsdienst en waarbij een bepaalde toestemming wordt verleend zoals een jacht- of visvergunning...

Verklaringen zijn volgens de rechtsleer officiële documenten uitgaande van een overheidsdienst. Het begrip "verklaring" is dan ook niet eenduidig. Meestal kan de context verduidelijken waarover het precies gaat.

Zie ook akten, berichten en mededelingen, betrekkingen met een particulier, formulieren.

Gewestelijke dienst

De taalwet van 1963 deelt de overheidsdiensten in drie categorieën in, op basis van de omvang van hun werkgebied: centrale diensten, gewestelijke diensten en plaatselijke diensten.
Volgens de Taalwet bestuurszaken is een gewestelijke dienst een dienst waarvan het werkgebied meer dan één gemeente, maar niet het volledige grondgebied bestrijkt (art. 32 KB 18 juli 1966).

Het ambtsgebied van gewestelijke diensten kan zowel gemeenten met eenzelfde taalregeling als gemeenten met een verschillende taalregeling bevatten. Bij de bepaling van het taalregime van de gewestelijke diensten speelt de vestiging van de zetel van de dienst een belangrijke rol.

Ter illustratie: provinciebesturen, intercommunales zoals de Brusselse Intercommunale Watermaatschappij, de gewestelijke ontvangkantoren van de belasting, de auto-inspectiediensten, een brandweerdienst die meerdere gemeenten bedient…

Deze term verwijst niet naar de diensten van de gemeenschappen en gewesten.

Zie ook: centrale dienst, plaatselijke dienst, uitvoeringsdienst

Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof is het rechtscollege dat erover waakt dat de wetten, decreten en ordonnanties in overeenstemming zijn met een aantal specifieke artikelen van de Grondwet en met de regels inzake de bevoegdheidsverdeling van de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten.

De voorloper van het Grondwettelijk Hof is het Arbitragehof. Dat werd opgericht n.a.v. de staatshervorming van 1980. Op dat ogenblik opteerde de wetgever voor de benaming ‘Arbitragehof’ omdat deze duidelijk de oorspronkelijke opdracht weerspiegelde, met name de scheidsrechter zijn tussen de diverse wetgevers in geval van bevoegdheidsverdeling geschil. Gaandeweg werden zijn bevoegdheden uitgebreid tot het toezicht op de naleving van de grondwetsbepalingen die het gelijkheidsbeginsel, het verbod tot discriminatie en de fundamentele rechten en vrijheden waarborgen. Het evolueerde aldus tot een volwaardig Grondwettelijk Hof.

Bij Grondwetsherziening van 7 mei 2007, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, werd de naam ‘Arbitragehof’ vervangen door "Grondwettelijk Hof", met onmiddellijke inwerkingtreding.

Harmelcentrum

De officiële benaming van het centrum luidde "Centrum van onderzoek voor de nationale oplossing van de maatschappelijke en rechtskundige problemen in de verschillende gewesten van het land".

Het Harmelcentrum werd opgericht door de wet van 3 mei 1948, naar aanleiding van een wetsvoorstel dat in 1946 ingediend werd door volksvertegenwoordiger Pierre Harmel. Er werden in de verschillende werkgroepen meerdere thema's aangesneden, onder andere de taalproblematiek. De Harmelcommissie, samengesteld uit wetenschappers en politici, opteerde ervoor om verder te bouwen op het principe van de taalhomogene gebieden, een keuze die al werd gemaakt in de vroegere taalwetten. Aanvankelijk verschoof de taalgrens naargelang van de resultaten van de tienjaarlijkse talentellingen. Op basis van die resultaten kon het statuut van een gemeente veranderen, waardoor de taalgrens eveneens veranderde in een steeds groter wordend tweetalig gebied. In de aanbevelingen van de Harmelcommissie werd gekozen voor taalhomogene gebieden en een definitieve vastlegging van de taalgrens.

Twee experten, de Oost-Vlaming J. Verroken en de Luikenaar J. Van Crombrugghe kregen de opdracht om onafhankelijk van elkaar een voorstel voor een vaste taalgrens op te stellen. Na het nodige veldwerk kwamen beiden met een haast identiek voorstel. Op basis van hun gemeenschappelijke tekst werd door de commissie van deskundigen een definitieve taalgrens voorgesteld. De keuze voor homogene taalgebieden noodzaakte de overheveling van "verdwaalde" gemeenten (verdwaald ten gevolge van de uitslag van de tienjaarlijkse talentellingen) en "verdwaalde" wijken naar naburige gemeenten waartoe ze taalkundig beter thuishoorden.

Voor Ronse, Edingen en Moeskroen voorzag het centrum taalfaciliteiten, en voor de Voerense gemeenten een speciaal taalstatuut,. De gemeentebesturen zouden inspraak krijgen over de mate waarin de faciliteiten noodzakelijk waren en wat ze zouden inhouden.

De eindbesluiten van het Harmelcentrum werden op 24 april 1958 gepubliceerd.

Bepaalde voorstellen van het Harmelcentrum zouden nadien worden gerealiseerd door de wet van 8 november 1962 tot wijziging van provincie-, arrondissements-en gemeentegrenzen en tot wijziging van de wet van 28 juni 1932 op het gebruik van de talen in bestuurszaken en van de wet van 14 juli 1932 houdende taalregeling in het lager en in het middelbaar onderwijs. Deze wet legde een definitieve taalgrens vast, schafte de talentellingen af en regelde de overheveling van een aantal Vlaamse en een aantal Waalse gemeenten aan de taalgrens. Ondanks de terughoudendheid van de Harmelcommissie werden er toen wel faciliteiten ingevoerd in de taalgrensgemeenten. Ook de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken voorzag nadien faciliteiten voor de randgemeenten.

Ondergeschikte besturen

Het begrip ondergeschikte besturen verwijst naar de provinciale en gemeentelijke overheden. Dat zijn zelfstandige politieke lichamen met een eigen rechtspersoonlijkheid. Het zijn gedecentraliseerde diensten die beschikken over de nodige autonomie. Toch zijn deze instellingen "ondergeschikt" omdat de gewestelijke overheid eenzijdig en zonder hun inspraak hun statuut bij decreet of ordonnantie kan wijzigen. Hun beslissingen zijn verder onderworpen aan het administratief toezicht van de hogere overheid dat zowel betrekking heeft op de wettelijkheid (d.w.z. is de gestelde norm in strijd met een hogere norm?) als de opportuniteit (d.w.z. wordt het algemeen belang geschonden?).

Plaatselijke dienst

De taalwet van 1963 deelt de overheidsdiensten in drie categorieën in, op basis van de omvang van hun werkgebied: centrale diensten, gewestelijke diensten en plaatselijke diensten.

Artikel 9 van de Taalwet bestuurszaken omschrijft de plaatselijke dienst als een dienst waarvan het werkgebied beperkt is tot één gemeente. Het gaat om openbare diensten, met inbegrip van de diensten die hun openbaar karakter ontlenen aan een concessie of aan een opdracht van een andere openbare dienst.

Zo zijn het gemeentebestuur en het OCMW plaatselijke openbare diensten, net zoals de kerkfabriek, de gemeentebedrijven en gemeentelijke concessies. Ook het politiebureau en het postkantoor die alleen één gemeente bedienen, worden beschouwd als een plaatselijke dienst. Voor deze diensten wordt steevast naar het concrete werkgebied gekeken: zo kan een postkantoor of een politiebureau ook als een gewestelijke dienst worden gedefinieerd.

De gemeenteraad is eveneens een plaatselijke dienst in de zin van de Taalwet bestuurszaken, net zoals de gekozen mandatarissen, de burgemeester en de voorzitter van de OCMW-raad.

Zie ook: centrale dienst, gewestelijke dienst, uitvoeringsdienst.

Randgemeenten

Dit zijn de 6 Vlaams-Brabantse gemeenten die gelegen zijn rond Brussel en integraal deel uitmaken van het Nederlandse taalgebied, doch met een eigen regeling inzake het taalgebruik begiftigd werden. De randgemeenten zijn: Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem. Hier gelden faciliteiten voor Franstaligen, in hun contacten met de overheden.

Voor meer informatie kunt u terecht in de rubriek Over onze bevoegdheden, subrubriek Vlaamse Rand en randgemeenten.

Zie ook faciliteitengemeenten.

S.W.T.

Samengeordende Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Het gaat om de taalwetten van 8 november 1962 (vastlegging van de taalgrens) en 2 augustus 1963 (taalgebruik in bestuurszaken) die gecoördineerd werden met de nog geldende bepalingen van de wet van 28 juni 1932 (taalgebruik in bestuurszaken). Ze zijn terug te vinden in het KB van 18 juli 1966 betreffende de coördinatie van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966.

Naar deze wetten wordt ook verwezen als ‘Taalwet bestuurszaken’.

Septemberdecreet

Decreet Vlaamse Raad van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen.

Dit decreet bevat een aantal taalvoorschriften die de bedrijven moeten naleven in arbeidsovereenkomsten, loonbrieven, ontslagprocedures, arbeidsreglementen.… Het geldt voor de bedrijven die gevestigd zijn in de eentalige Nederlandstalige gemeenten. In de faciliteitengemeenten van het Nederlandse taalgebied is artikel 52 van de Taalwet bestuurszaken van toepassing.

Er wordt algemeen naar verwezen als het Vlaams taaldecreet of het Septemberdecreet.

In de loop der tijd onderging het Septemberdecreet een aantal wijzigingen.

Sociale betrekkingen

De Taalwet bestuurszaken bevat voorschriften voor de geschreven en gesproken interactie tussen werkgevers en werknemers, de zgn. ‘sociale betrekkingen’. Hieronder vallen bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement en andere schriftelijke mededelingen aan het personeel.

De regeling is een onderdeel van het zogenoemde ‘taalgebruik in het bedrijfsleven'. De plaats van de exploitatiezetel bepaalt welke ta(a)l(en) gebruikt moet(en) worden. Is de zetel gelegen in het homogeen Nederlandse taalgebied, dan verlopen de sociale betrekkingen in principe in het Nederlands. Het septemberdecreet van de Vlaamse Gemeenschap (19 juli 1973) is van toepassing op commerciële en niet-commerciële bedrijven.

Voor anderstalige werknemers mag men een vertaling voorzien, op voorwaarde dat het document vermeldt dat het om een vertaling gaat. De juridische kracht wordt aan de originele Nederlandse tekst verleend, niet aan de vertaling.

(Alleen) Commerciële bedrijven die in Brussel gevestigd zijn, gebruiken verplicht het Nederlands of het Frans, overeenkomstig de daar geldende federale regel (art. 52 taalwet bestuurszaken), al naargelang de keuze van de werknemer. Ook in de faciliteitengemeenten en in het Duitse taalgebied geldt de federale wetgeving.

Taalgebieden

Het begrip 'taalgebied' is gegroeid uit de opeenvolgende wetten die het taalgebruik in bestuurszaken regelen (wetten van 31 juli 192, 28 juni 1932, 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken). De wet van 2 augustus 1963 vermeldt het bestaan van de vier taalgebieden expliciet. N.a.v. de eerste staatshervorming in 1970, worden de taalgebieden nu ook vermeld in artikel 4 van de Grondwet. De indeling in taalgebieden wordt gebruikt voor de afbakening van de territoriale bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten.

Taalgrensgemeenten
Taalwetgeving bedrijfsleven

De taalwetgeving in het bedrijfsleven legt het taalgebruik vast voor:

  • bepaalde documenten in het bedrijfsleven, zoals statuten en boekhoudkundige stukken
  • de sociale betrekkingen, d.w.z. de individuele en collectieve betrekkingen tussen werknemers en werkgevers.

De voorgeschreven taal is die van het taalgebied waarin de exploitatiezetel van het bedrijf gevestigd is, maar ondernemingen die in Brussel gevestigd zijn, kunnen het Nederlands en het Frans gebruiken, naargelang van de keuze van de werknemer.

Er gelden (ongeveer) gelijklopende regels die afkomstig zijn van verschillende regelgevers. De relevante normen vinden we terug in de Taalwet bestuurszaken (1966) en de decreten van de Vlaamse Raad (1973) en de Franse Gemeenschap (1982). Voor bedrijven uit Brussel, het Duits taalgebied of een gemeente met taalfaciliteiten (waaronder de zes Vlaamse randgemeenten), geldt (artikel 52 van) de taalwet bestuurszaken.

Daarnaast kunnen ook andere normen taalverplichtingen opleggen aan de ondernemingen.

Voor meer informatie kunt u terecht in de rubriek Bedrijfsleven.

Uittreksel (uit een akte)

Een uittreksel vermeldt alleen de actuele gegevens van de akte, rekening houdend met de randmeldingen die op de akte zijn aangebracht. In de burgerlijke stand wordt een onderscheid gemaakt tussen uittreksel zonder afstamming en uittreksel met afstamming.

Uitvoeringsdienst
Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT)

Orgaan van algemeen toezicht dat waakt over de naleving van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik, en bevoegd is voor het hele grondgebied.

De Commissie bestaat uit een voorzitter en 11 leden. De leden, van wie zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap er elk 5 voordragen en de Duitstalige Gemeenschap één, worden door de Koning benoemd voor een periode van 4 jaar. De voorzitter, die tweetalig moet zijn, wordt aangewezen door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De huidige voorzitter is de heer E. Vandenbossche.

De VCT is samengesteld uit twee afdelingen, een Nederlandse en een Franse. Elke afdellng is bevoegd voor zaken die gelokaliseerd zijn of kunnen worden in het Nederlandse respectievelijk het Franse taalgebied, met uitzondering van de gemeenten met een speciale taalregeling (o.a. Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, St.-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem). Beide afdelingen vormen samen de verenigde vergadering van de afdelingen.

Deze verenigde vergadering van de afdelingen is bevoegd voor alle zaken die niet behoren tot de bevoegdheid van de Nederlandstalige of de Franstalige afdeling en voor aangelegenheden inzake de bescherming van de minderheden.

Het Duitstalige lid wordt enkel opgeroepen wanneer zaken behandeld worden waarin gemeenten uit het Duitse taalgebied of het Malmédyse betrokken zijn.

De Commissie doet uitspraak over het aan haar voorgelegde probleem door middel van adviezen. Deze zijn echter niet bindend. Ze kan wel vragen de nietigheid vast te stellen van een handeling die strijdig is met de taalwetgeving.

Voor de randgemeenten, Voeren en Komen-Waasten beschikt de Commissie over een bijkomende mogelijkheid: het subrogatierecht, ingevoerd door art. 123 van de gewone wet van 16 juli 1993 ter vervollediging van de staatsstructuur. Dit betekent dat de Commissie de betrokken overheid kan vragen de nietigheid van de bewuste rechtshandeling binnen een bepaalde termijn vast te stellen. Indien het bestuur dit verzoek niet uitvoert, kan de Commissie alle nodige maatregelen treffen opdat de taalwetgeving wordt nageleefd.

De Commissie is gevestigd op de Warandeberg 4 te 1000 Brussel.

Vice-gouverneur

Als regeringscommissaris is de vice-gouverneur belast met het toezicht op de toepassing van de wetten en verordeningen op het taalgebruik in bestuurszaken in de gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Het betreft een gelijkaardige taak als die van de adjunct van de gouverneur, maar voor een verschillende gebiedsomschrijving: de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad behoren tot zijn bevoegdheid, en dus niet de zes "randgemeenten" die onder toezicht staan van de adjunct van de gouverneur van Vlaams-Brabant.

De huidige vice-gouverneur is de heer J. Ostyn.

Wetten op het taalgebruik in bestuurszaken of Taalwet bestuurszaken

In het koninklijk besluit van 18 juli 1966 werden de taalwetten van 8 november 1962 (de Taalgrenswet) en 2 augustus 1963 (taalgebruik in bestuurszaken) gecoördineerd, samen met de nog geldende bepalingen van de wet van 28 juni 1932 (taalgebruik in bestuurszaken).