Taalgebruik in sociale betrekkingen

Activiteitenverslag 2016-2019

Terug naar het overzicht

Migraties en globalisering brengen in onze maatschappij een groeiende diversiteit, die zich op haar beurt weerspiegelt in een grotere taaldiversiteit. Op de werkvloer vinden steeds meer mensen die niet dezelfde eerste taal hebben hun stek.

Ondanks die toenemende taaldiversiteit en de internationalisering van de economische activiteit, moeten bedrijven in België rekening houden met de dwingende regeling die de taalwetgeving oplegt aan de bedrijfswereld. In een tewerkstellingsrelatie in de privésector geldt in principe de taalvrijheid. Niettemin legt de wetgever het gebruik van de streektaal op voor o.a. de sociale betrekkingen. Die inperking op de principiële taalvrijheid wordt verantwoord om sociale redenen en vanuit de bezorgdheid om de werking van de openbare diensten, zeker in de eentalige gebieden, niet te verstoren.2 Voor de werknemers werd evenwel in de mogelijkheid voorzien om, mits naleving van bepaalde voorwaarden, de voor hen bestemde berichten, mededelingen, akten, getuigschriften en formulieren te vertalen.

Het taalgebruik in de sociale betrekkingen wordt beheerst door verschillende normen. Art.129, §1, 3° van de Grondwet kent deze bevoegdheid toe aan de Vlaamse en Franse Gemeenschap, maar de federale overheid blijft op basis van art. 129, §2 GW bevoegd voor o.a. de faciliteitengemeenten, waaronder de randgemeenten. 

De materie werd aanvankelijk geregeld via artikel 52 van de Taalwet bestuurszaken.3 De Vlaamse decreetgever regelde de materie in het decreet van 19 juli 1973,4 hierna het Vlaams taaldecreet. De Franse Gemeenschap deed dit via het decreet van 30 juni 1982.5

Voetnoten

2 Kamer, 25 juni 1963, Commissieverslag, stuk 331/27 (1961-1962), p 10.
Senaat, 18 juli 1963, Commissieverslag, stuk 304 (1962-63), p 23.

3 KB van 18 juli 1966 betreffende de coördinatie van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966, hierna Taalwet bestuurszaken.
4 Decreet van 19 september 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, BS 6 september 1973. Hierna het Vlaams taaldecreet, ook bekend als het Septemberdecreet.
5 Decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen, BS 27 augustus 1982.

Vacatures en sollicitatiebrieven

In februari 2017, vroeg een randgemeente of de personeelsdienst Franstalige reacties op een vacature mocht aanvaarden. De vraagstelling betrof het taalgebruik tussen een werkgever en potentiële werknemers, en in het bijzonder hoe sollicitatiebrieven worden gekwalificeerd in functie van de taalwetgeving.

Hoewel de vraag een sociale betrekking betreft (aanwervingsprocedure en potentiële werkrelatie), wordt deze specifieke situatie niet geregeld door artikel 52 Taalwet bestuurszaken. Artikel 52 betreft immers de private nijverheids-, handels- of financie­bedrijven. Voor overheidsdiensten zoals gemeentelijke diensten gelden inzake taalgebruik striktere regels. Zo is, volgens artikel 23 van de Taalwet bestuurszaken, de interne werktaal van de gemeentelijke diensten die gevestigd zijn in een randgemeente het Nederlands. De personeelsdienst moet het aanwervingsdossier dus in het Nederlands behandelen. Op basis van artikel 25 van voornoemde wet, kunnen inwoners van de randgemeenten het Frans gebruiken in hun contacten met het gemeentebestuur.

Moeten dergelijke brieven worden beschouwd als een ‘betrekking met een particulier’ (burger - bestuur) of als 'binnentaal’ (sollicitant - bestuur)?

Voor een sluitend antwoord op die vraag moet eerst worden vastgelegd op welk ogenblik de betrekking met een particulier (en de daaraan verbonden faciliteitenregeling) stopt en de inwoners die solliciteren voor een betrekking bij hun gemeentebestuur vallen onder het voorschrift van de interne taal van de dienst. Om dit kantelmoment te bepalen, is het cruciaal om het concept ‘sociale betrekkingen’ correct af te bakenen. Daarvoor moet er meermaals verwezen worden naar de decreten van de gemeenschappen en de arresten van het Grondwettelijk Hof daarover.

Sollicitatiegesprekken vinden plaats wanneer er nog geen sprake is van een formeel, juridisch tewerkstellingsverband tussen beide partijen. In het verleden zijn er al betwistingen gerezen in hoeverre dergelijke gesprekken en werkaanbiedingen onder het concept ‘sociale betrekkingen’ vallen.

In de Grondwet wordt er geen definitie van het begrip gegeven. Artikel 52 van de Taalwet bestuurszaken bevat evenmin een bruikbare omschrijving. In het Vlaams taaldecreet, hoewel dat niet van toepassing is buiten een arbeidsrelatie, staat er wel een algemene bruikbare omschrijving. Het concept ‘sociale betrekkingen’ omvat volgens dit decreet zowel de mondelinge als de schriftelijke individuele en collectieve contacten tussen de werknemers en de werkgevers die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de tewerkstelling.6 Volgens het Grondwettelijk Hof is deze definitie niet strijdig met de grondwettelijke voorschriften.7

Het Vlaams taaldecreet preciseert ook dat werkaanbiedingen8 en contacten met sollicitanten9 onder het begrip ‘sociale betrekkingen’ vallen. In 1995 velde het Grondwettelijk Hof in dit verband een relevant arrest.10 Het Hof behandelde een beroep tegen het feit dat het decreet de precontractuele fase van de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers voorafgaand aan het arbeidscontract kwalificeerde als een sociale betrekking, ongeacht of er een arbeidscontract tot stand komt. Volgens de indieners van de bezwaarschriften kan er nog geen sprake zijn van een sociale betrekking tussen een werkgever en zijn personeel zolang één van de partners in de tewerkstelling slechts potentieel bestaat.

Het Hof oordeelde dat werkaanbiedingen niet konden worden beschouwd als een ‘sociale betrekking’ tussen werkgevers en hun personeel, omdat een werkaanbieding uitgaat

“van een bepaalde persoon en zich [richt] tot een onbepaald aantal personen. Zij reikt niet verder dan het eenzijdig aankondigen van de mogelijkheid om een arbeidsverhouding tot stand te brengen. Er bestaat vooralsnog geen geïndividualiseerde band tussen de auteur […] en de personen die erop zouden kunnen antwoorden. Werkaanbiedingen kunnen dan ook niet worden ingepast in het begrip ‘sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel’.”11

Het vernietigde dan ook het voorschrift betreffende de werkaanbiedingen.

In hetzelfde arrest oordeelde het Hof dat gesprekken en geschriften die kaderen in de betrekkingen tussen werkgevers en sollicitanten daarentegen wel begrepen zijn in het begrip ‘sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel’:

“De betrekking tussen werkgevers en werknemers begint evenwel niet met het sluiten van de arbeidsovereenkomst. Het is immers moeilijk denkbaar dat een werkgever een werknemer zou kunnen aanwerven zonder één of meer voorafgaandelijke gesprekken met de sollicitanten of zelfs zonder dat tussen beide partijen één of meer geschriften worden uitgewisseld: elk van die gesprekken en geschriften brengen aldus – in tegenstelling tot wat is opgemerkt met betrekking tot de werkaanbiedingen – een betrekking tot stand tussen een potentiële werkgever en een bepaald persoon, te weten elke persoon van wie de kandidaatstelling in aanmerking is genomen; zowel voor de ene als voor de andere zullen door die selectieprocedure de essentiële elementen van de arbeidsverhouding worden gepreciseerd.”12

Het Hof maakt hier een onderscheid tussen kandidaturen die in aanmerking worden genomen en kandidaturen die niet aanvaard worden. In welke mate is deze nuancering belangrijk voor de personeelsdienst van het gemeentebestuur?

Voetnoten

6 Cf. W. Van Eeckhoutte, Sociaal Compendium 2013-2014, Brugge, Kluwer, p 233. Zie ook art. 3 van het Vlaams taaldecreet.
7GWH 30 januari 1986, arrest nr. 10/86.
8 Art. 4, §3, Vlaams taaldecreet: alle werkaanbiedingen, in welke vorm ook, uitgaande van de werkgever teneinde de werknemer te werven.
9 Art. 4, §4, Vlaams taaldecreet: alle betrekkingen tussen werkgevers en de sollicitanten, voorafgaande aan het arbeidscontract en de eigenlijke tewerkstelling, ongeacht het feit of er al dan niet een arbeidscontract tot stand komt.
10 GWH 9 november 1995, arrest nr. 72/95.
11GWH 9 november 1995, arrest nr. 72/95, overweging B.11.2.
12 GWH 9 november 1995, arrest nr. 72/95, overweging B.12.2.

Werkaanbiedingen op zich doen dus volgens het Grondwettelijk Hof geen sociale betrekking ontstaan en zijn bijgevolg niet onderworpen aan de taalwetgeving. In het geval dat aan de dienst werd voorgelegd, ging de vacature echter uit van een gemeentelijke dienst, waardoor er rekening moest worden gehouden met de overige voorschriften van de Taalwet bestuurszaken.

De vacatureberichten uitgaande van gemeentelijke diensten moeten als berichten en mededelingen aan het publiek worden gekwalificeerd. Uit de vaste adviezenrechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (hierna VCT) blijkt duidelijk dat het feit dat de medegedeelde teksten noodzakelijkerwijze identiek zijn voor alle bestemmelingen een essentieel kenmerk is. Dit valt ook af te leiden uit de voormelde overweging in het arrest van het Grondwettelijk Hof, waarin het stelt dat een werkaanbieding uitgaat van een bepaald persoon – in casu het gemeentebestuur – en zich richt tot een onbekend aantal personen.

Hierdoor moet op basis van artikel 24 Taalwet bestuurszaken het Nederlands en het Frans voor vacatures worden gebruikt, uiteraard met voorrang voor het Nederlands.13

Voetnoot

13 Grondwettelijk Hof, 26 maart 1986, arrest nr. 17, overweging 3.B.6: “Artikel [4] van de Grondwet behelst tevens een beperking van de bevoegdheid van de wetgevers inzake taalgebruik en vormt aldus de grondwettelijke waarborg van de voorrang van de taal van het eentalige gebied of van het tweetalige karakter van het gebied.”
Zie ook de omzendbrieven van de Vlaamse Overheid, nl.
Omzendbrief BA 97/22 van 16 december 1997 betreffende het taalgebruik in gemeentebesturen van het Nederlands taalgebied, hierna Omzendbrief Peeters.
Omzendbrief BA-2005/03 van 8 juli 2005 betreffende het taalgebruik in de gemeente- en OCMW-besturen en in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Interpretatie en gevolgen van de arresten van de Raad van State van 23 december 2004, BS 8 augustus 2005, hierna Omzendbrief Keulen.

Zoals vermeld, gelden de voorschriften van artikel 52 van de Taalwet bestuurszaken alleen voor de private bedrijven. Aan overheidsdiensten legt de Taalwet bestuurszaken andere voorschriften inzake taalgebruik op, zoals regels voor het intern taalgebruik (de binnentaal) en taalkennisvereisten.

Binnentaal

Artikel 23 van de Taalwet bestuurszaken schrijft voor dat de plaatselijke diensten van de randgemeenten uitsluitend het Nederlands gebruiken in hun binnendiensten en in hun contacten met de diensten waaronder ze ressorteren.
Volgens Renard wordt met binnendienst bedoeld de werkzaamheden van de overheidspersonen en de ambtenaren van de dienst, voor zover zij niet in de openbaarheid treden of niet in contact komen met overheidspersonen of ambtenaren van andere diensten, met particulieren of met het publiek.14

Taalkennisvereisten

Artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken schrijft bijgevolg voor dat in de plaatselijke diensten van de randgemeenten niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd kan worden, indien hij de Nederlandse taal niet kent.

Die taalkennis kan worden bewezen aan de hand van het vereiste diploma of studie­getuig­schrift waaruit blijkt dat de kandidaat onderwijs in deze taal heeft genoten. Indien dit niet het geval is of indien het ambt of de betrekking begeven wordt zonder toelatingsexamen, moet de kennis vooraf door een taalexamen bij Selor worden bewezen. Toelatings- en bevorderingsexamens gebeuren ook in het Nederlands.

Het staat buiten kijf dat de taalfaciliteiten er niet toe mogen leiden dat toelatingsproeven in het Frans kunnen plaatsvinden, noch dat in de hypothese van een daaropvolgende aanstelling afbreuk wordt gedaan aan het vereiste van artikel 23 dat het uitsluitend gebruik van het Nederlands als binnentaal voorschrijft.

De vraag naar de taal van de sociale betrekkingen in de diensten van een randgemeente lijkt dan ook op het eerste gezicht te kunnen worden beantwoord: in toepassing van artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken moet het Nederlands worden gebruikt.

Voetnoot

14 Renard R., Talen in bestuurszaken, in de bedrijven en in de sociale betrekkingen, Story-Scientia, p 67-68.

Uit het voorgaande kunnen we besluiten dat werkaanbiedingen op zich geen sociale betrekking doen ontstaan, maar worden beschouwd als berichten en mededelingen, waardoor het Nederlands en het Frans met voorrang voor het Nederlands moeten worden gebruikt. Rekening houdend met artikel 23 (binnentaal) en artikel 27 (taalkennisvereiste + taal toelatingsproeven) SWT, kan men besluiten dat de sociale betrekkingen in de diensten van een randgemeente in het Nederlands moeten plaatsvinden.

Op basis van het voornoemde arrest van het Grondwettelijk Hof lijkt er echter pas sprake te zijn van een sociale betrekking tussen een kandidaat en een gemeentebestuur, wanneer de kandidatuur in aanmerking wordt genomen. Op basis hiervan kan het gemeentebestuur de volgende aanpak volgen:

  • De sollicitatieprocedure die ontstaat zodra een kandidatuur ‘in aanmerking wordt genomen’ moet in ieder geval in het Nederlands verlopen.
  • Wanneer de kandidatuur echter inhoudelijk niet in overweging wordt genomen, lijkt de ontstane verhouding eerder als een betrekking met een particulier te moeten worden gekwalificeerd. Hierdoor kan men de sollicitant die recht heeft op taalfaciliteiten naar zijn of haar keuze in het Nederlands of het Frans antwoorden op basis van artikel 25 van de Taalwet bestuurszaken. Vermits een vacature zich niet uitsluitend richt tot de inwoners van de randgemeente, kan niet worden uitgesloten dat bepaalde kandidaten wonen in een ander taalgebied. Algemeen wordt aanvaard dat niet-inwoners geen beroep kunnen doen op de faciliteitenregeling. De Taalwet bestuurszaken bevat echter ook de zogenoemde ‘taalhoffelijkheidsclausule’ waardoor gemeenten aan inwoners uit een ander taalgebied kunnen antwoorden in de taal van de betrokkene.15 De gemeente zou dus aan inwoners uit het Brussels Gewest van wie de kandidatuur niet in aanmerking werd genomen in het Frans hierover kunnen berichten, maar is daartoe zeker niet verplicht. De gemeente kan bijgevolg de strikte toepassing van de Taalwet bestuurszaken verkiezen boven de taalhoffelijkheidsclausule.
  • Dezelfde aanpak kan gevolgd worden bij een spontane sollicitatie. Wordt de spontane sollicitatie inhoudelijk in overweging genomen, dan moet het Nederlands worden gebruikt; wil men louter meedelen dat er momenteel geen vacatures zijn, dan wordt het Nederlands of het Frans gebruikt, naar keuze van de sollicitant die geldig aanspraak maakt op taalfaciliteiten (m.a.w. als de sollicitant inwoner is van een randgemeente).

Voetnoot

15 Artikel 12, Taalwet bestuurszaken.

    Een bijkomende vraag is of Franstalige kandidaturen zomaar terzijde kunnen worden geschoven.

    De publicatie van de vacature in twee talen kan ertoe leiden dat kandidaten die enkel de Franstalige vacature inkeken, automatisch die taal gebruiken voor hun sollicitatiebrief. Hoewel van kandidaat-werknemers redelijkerwijze mag worden verwacht dat zij zich informeren over de potentiële werkgever, stelde de adjunct van de gouverneur vast dat in bepaalde vacatures de aandacht van de lezer niet uitdrukkelijk genoeg gevestigd wordt op het feit dat het hier gaat om gemeenten die in hun binnendiensten uitsluitend het Nederlands gebruiken. Op de vraag of daardoor alleen de kandidatuur niet in aanmerking mag worden genomen, moet – rekening houdend met de zorgvuldigheidsplicht die op de overheidsdienst berust – met omzichtigheid worden geantwoord.

    Het leek de adjunct van de gouverneur dan ook aangewezen om die kandidaten te contacteren met de boodschap dat de toelatingsproeven hoe dan ook in het Nederlands verlopen. Taal­faci­li­teiten kunnen alleen worden toegekend voor o.a. de verstrekking van nuttige inlichtingen in verband met de praktische organisatie van de aanwervingsprocedure.

    Om soortgelijke misverstanden te vermijden, zou het beter zijn om het voorschrift van de interne taal duidelijk in de vacatures te vermelden, net als de taal van de selectieproef.