Bijhouden van de taalkeuze37

Activiteitenverslag 2014-2015

Terug naar het overzicht

Een van de karakteristieken van de faciliteitenregeling is dat de inwoners van de randgemeenten mogen vragen om over te schakelen naar het Frans bij contacten met de overheidsdiensten. De laatste decennia ontstond er controverse over de praktische toepassing van het artikel 2538 van de taalwet bestuurszaken waarbij een aantal randgemeenten een visie aanhingen die afweek van de interpretatie zoals geformuleerd in de omzendbrieven van de Vlaamse Regering.39

In de loop van het jaar 2014 velde de Raad van State in zijn ruimste samenstelling – de Algemene Vergadering – twee arresten waarin beide interpretaties onderzocht werden naar aanleiding van de bezwaren van drie aangewezen-burgemeesters40 tegen het feit dat de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur hen niet wou benoemen. De minister had zich daarvoor o.a. gebaseerd op het feit dat de burgemeesters in kwestie de interpretatie volgens welke een verzoek om in het Frans te worden bediend telkens opnieuw expliciet moet worden geformuleerd, in vraag stelden. De Raad achtte het dan ook noodzakelijk om de verschillen in interpretatie van de taalregels te onderzoeken alvorens uitspraak te kunnen doen over de niet-benoeming.

Hoe luidt nu de zienswijze van de Algemene Vergadering van de Raad van State?

In de arresten 227.775 en 227.77641 van 20 juni 2014 acht de Raad het noodzakelijk om tot een “billijk evenwicht” te komen tussen enerzijds de voorrangsstatus van het Nederlands in de randgemeenten en het eentalig karakter van het Nederlandse taalgebied, en anderzijds de waarborgen die worden toegekend aan de anderstaligen in de gemeenten met een bijzondere taalregeling.

Enerzijds overweegt de Raad dat de zienswijze van de niet-benoemde aangewezen-burgemeesters “niet verenigbaar is met de voorrangsstatus van het Nederlands” wanneer zij faciliteiten automatisch en voor altijd toekennen aan particulieren die dit een keer aanvragen.

Anderzijds overweegt de Raad dat de interpretatie van de Vlaamse Regering “een onevenredige inperking” inhoudt van de rechten van de Franstalige inwoners door te eisen dat zij telkens opnieuw uitdrukkelijk moeten verzoeken om in het Frans bediend te worden.

Volgens de Raad zijn zowel de interpretatie van de niet-benoemde burgemeesters als die van de Vlaamse Regering “dus onrechtmatig”.

Het beoogde “billijk evenwicht” kan volgens de Raad worden gerealiseerd op de volgende wijze42:

  • Bij afwezigheid van een specifiek verzoek van de particulier, moet de overheid terugvallen op hetgeen zij weet over de taal van de particulier.
  • De particulier die in het Frans wenst te worden bediend door het gemeentebestuur, moet echter een verzoek indienen door een brief aan het gemeentebestuur te sturen of daar neer te leggen.
  • Deze keuze geldt voor een redelijke termijn, namelijk voor vier jaar, en is hernieuwbaar.
  • Daarnaast kan de particulier bij een welbepaald mondeling contact of met betrekking tot een welbepaald document altijd nog verzoeken om over te schakelen naar het Frans.

Dit standpunt leidde tot een aantal vragen over de praktische toepassing ervan vanwege een aantal gemeentebesturen, zeker nadat een aantal inwoners effectief een brief tot hun gemeentebestuur richtten met de vraag om voor een periode van 4 jaar al hun betrekkingen met het gemeentebestuur in het Frans te laten doorgaan.

De dienst van de adjunct van de gouverneur ontving een vraag om advies waarin de bevoegdheid van de Algemene Vergadering in vraag werd gesteld. De (Afdeling bestuursrechtspraak van de) Raad van State kan als hoogste administratief rechtscollege bestuurshandelingen (i.e. besluiten, reglementen, …) schorsen en/of vernietigen wanneer die in strijd zijn met hogere rechtsregels.

Door de zesde staatshervorming werd de Algemene Vergadering van de Raad van State bovendien bevoegd voor alle administratieve geschillen met betrekking tot de zes randgemeenten43 en werd zij ook aangeduid voor geschillen over de benoeming van de burgemeesters van deze gemeenten.44

In de hogervermelde arresten verklaarde de Raad zich gevat met betrekking tot de interpretatie van de bepalingen van de taalwet bestuurszaken die gelden in de randgemeenten, omdat de toepassing van deze regels juist een cruciaal element vormde in de beslissingen om de aangewezen-burgemeesters niet te benoemen. Zo kwamen de inhoud en draagwijdte van de omzendbrieven zijdelings ter sprake.

Na de 2 vermelde arresten van de Raad van State stuurde een aantal inwoners een brief naar hun gemeentebestuur met de vraag om alvast te noteren dat zij gedurende een periode van 4 jaar het Frans wensen te gebruiken in hun contacten met de gemeentelijke diensten. Hierdoor vroeg een gemeentebestuur de adjunct van de gouverneur advies over de gepaste handelswijze voor de registratie van die taalvoorkeur, rekening houdend met de afwezigheid van enige instructies vanwege de toezichthoudende overheden. 

De gemeentelijke vraag naar specifieke(re) richtlijnen was begrijpelijk, maar de adjunct van de gouverneur deelde het standpunt van Vlaams minister Homans dat het arrest van de Raad van State voldoende duidelijkheid bood.45 Het ontbreken van bijkomende richtlijnen vanwege de toezichthoudende overheid laat de gemeentelijke autonomie bij de toepassing van het onderricht door de Raad van State onverlet.

In het kader van het zogenoemde algemeen administratief toezicht komt het een toezichthoudende overheid toe om op te treden nadat is gebleken dat de entiteit die onder toezicht staat een handeling verricht heeft die zij in legaliteits- en/of opportuniteitsopzicht problematisch acht.

Uit telefonische contacten bleek bovendien dat de toezichthoudende overheid op dat ogenblik niet plande om bijkomende richtlijnen uit te vaardigen, gezien de preciseringen die in het arrest zelf zijn terug te vinden.

Concreet kon het gemeentebestuur volstaan met het bevestigen van goede ontvangst van de inkomende verzoeken tot registratie van de taalvoorkeur. Deze registratie geldt voor vier jaar. De betrokken inwoners moeten hun aanvraag bijgevolg vernieuwen na afloop van deze termijn indien zij wensen zich te beroepen op de faciliteitenregeling na die datum.

Een andere kwestie die in de vragen aan bod kwam, betrof het verbod op het houden van taalregisters. In het verleden hielden sommige gemeentebesturen de taalvoorkeur van hun inwoners bij in een taalregister. In verschillende omzendbrieven van de Vlaamse overheid wordt het bijhouden van een taalregister als ongrondwettig beschouwd.

Wanneer we de arresten en de omzendbrieven samenlezen, valt af te leiden dat de Raad van State het verbod op taalregistraties zoals geformuleerd in de Vlaamse omzendbrieven niet als zodanig wil overrulen.

In de omzendbrief Keulen wordt gewezen op het feit dat “het bijhouden van een taalregister door de faciliteitengemeenten met het oog op het ‘eeuwigdurend’ contact in het Frans met een inwoner die eenmaal te kennen heeft gegeven in die taal te worden bediend, onwettig is.”

In de arresten in kwestie is er sprake van een registratie voor een redelijke duur, door de Raad vastgesteld op vier jaar, die men telkens (zal) moet(en) hernieuwen. De heer G. Bourgeois, toenmalig minister van Binnenlands Bestuur, gewaagde in de media dan ook van een de facto taalregistratie.46

Laten we niet vergeten dat de registratie van de taalvoorkeur die de Raad van State in zijn arrest formuleert, concreet inhoudt dat de gegevens worden bijgehouden van de inwoners die hun recht op de faciliteitenregeling wensen uit te oefenen voor een bepaalde periode. Het gaat niet om een lijst waarop de taalaanhorigheid of taalvoorkeur van álle inwoners uit de randgemeenten vermeld staat.

Een van de vraagstellers was van oordeel dat de gemeente, rekening houdend met het verbod op registratie van de taalvoorkeur opgelegd door omzendbrief BB 2010/0347 de taalcode niet zelf zou mogen registreren, maar hiervoor een beroep zal moeten doen op de diensten van het Rijksregister.

Ook al is de vermelding ‘taalkeuze’ niet opgenomen in de limitatieve lijst met te registreren elementen zoals bepaald per KB van 16 juli 1992,48 wordt voor de goede werking van de centrale49 en Brusselse diensten50 een taalcode bijgehouden in de bestanden van het Rijksregister. Het weglaten van die taalcode zou een aanzienlijke verstoring van de dienstverlening van deze diensten veroorzaken. De federale minister van Binnenlandse Zaken bleek in 2010 evenzeer die mening toegedaan. Hij gaf hierbij wel aan dat die taalcode, ook al is ze gerechtvaardigd, niet tot de wettelijk verplichte vermeldingen kan worden gerekend.51

De adjunct van de gouverneur herinnerde ook aan de adviespraktijk van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht die stelt dat overheden redelijke inspanningen moeten doen om de taalaanhorigheid te weten te komen van de burger die zij bedienen.

Kunnen de randgemeenten gebruik maken van het Rijksregister om de taalvoorkeur te registreren van hun inwoners die in het Frans willen worden bediend, zoals dit in het verleden al gebeurde?

De arresten van de Raad van State laten, zoals hierboven al vermeld, het principiële verbod op het registreren van de taalaanhorigheid onverlet, maar lijken te leiden tot een beperkte taalregistratie, voor zover het gaat over de gegevens van de inwoners van de randgemeenten die uitdrukkelijk vragen om in het Frans te worden bediend. Volgens de Raad van State geldt de schriftelijke aanvraag voor een periode van 4 jaar waarna de gemeente niet langer rekening mag houden met die taalkeuze, tenzij de betrokkene opnieuw een schriftelijke aanvraag indient.

Ook al bevat de limitatieve lijst met te registreren elementen zoals bepaald per KB van 16 juli 1992 met betrekking tot de bevolkingsregisters niet de vermelding ‘taalkeuze’, biedt artikel 3 van de wet op het Rijksregister gemeentelijke overheden wel de mogelijkheid om te vragen dat bepaalde vermeldingen worden opgenomen in het Rijksregister. Deze gegevens kunnen enkel worden opgevraagd en gebruikt door het bestuur dat de opname ervan in het Rijksregister heeft gevraagd.52

De adjunct van de gouverneur verwees de vraagsteller door naar de dienst die bevoegd is voor het bijhouden van het Rijksregister.

In februari 2015 vroeg een randgemeente of de procedure die ze uitgestippeld had voor het omgaan met taalvoorkeuren bij de inning van parkeerretributies en de bijhorende administratie (aanmaningen e.d.) kon worden toegepast.

De gemeente plande om zowel voor inwoners als niet-inwoners het Nederlands te gebruiken, en alleen met inwoners die zich expliciet hebben ingeschreven conform de onderrichtingen van de Raad van State onmiddellijk in het Frans te communiceren.

Ze stelde voor dat de persoon die een Nederlandstalige aanmaning krijgt, altijd nog een Franse versie kan vragen voor zover a) hij/zij inwoner is van de bewuste randgemeente, b) woont in Brussel-Hoofdstad, of c) in Wallonië. Inwoners van een andere, ’niet-rand-‘ gemeente zouden ten slotte nooit een Franstalige versie ontvangen. Het gemeentebestuur kan inderdaad op basis van de zogenoemde taalhoffelijkheidsbepaling53 naar inwoners Brussel-Hoofdstad of Wallonië een Franse versie sturen indien ze dit zouden vragen.

Verder is het gebruikelijk dat gemeentebesturen en overheden hun handelswijze afstemmen op de rechtspraak van de Raad van State. Dergelijke afstemming houdt dan in dat, als het gemeentebestuur zou vaststellen dat de burger in kwestie nog geen aanvraag inzake taalkeuze heeft ingediend, de briefwisseling over de parkeerretributies in eerste instantie in het Nederlands wordt gevoerd.

Hierbij vermelden wij volledigheidshalve dat dit verslag de neerslag is van onze activiteiten gedurende de periode 2014-2015. In die periode verklaarde de Vlaamse minister voor Binnenlands Bestuur in december 201454 dat de arresten van de Raad van State voldoende duidelijk waren en geen aanvullende richtlijnen van de toezichthoudende overheid behoefden.

In die context maakte de adjunct van de gouverneur geen bezwaar tegen de geplande aanpak, temeer daar het besluit van een arrest niet los gezien kan worden van de argumentatie waarop het steunt.55

Recent, met name in februari 2017,56 dus nà het opstellen van dit verslag, verklaarde de Minister in het Vlaams Parlement “… alles wat over de omzendbrieven wordt gezegd staat in het overwegend gedeelte, niet in het beschikkend gedeelte”. In april van datzelfde jaar antwoordde ze op een schriftelijke vraag dienaangaande dat de omzendbrief Peeters nog steeds ongewijzigd van kracht is.57 Daarop vernietigde ze op 26 juni 2017 de besluiten van bepaalde randgemeenten die een beperkte taalregistratie invoerden ter implementatie van het arrest van de Raad van State. Momenteel lopen er vernietigingsberoepen bij de Raad van State tegen die besluiten.

In augustus 2015 wenste een randgemeente te vernemen in hoeverre de arresten van de Raad van State de doorgaans gevolgde procedures beïnvloedden wat betreft de verspreiding van elektronische nieuwsbrieven of mailings.

Bij informatie die digitaal wordt verspreid hebben besturen over het algemeen meer vragen over de juiste kwalificatie, en bijgevolg de toepasbare taalregels. Doorgaans is men geneigd om alle informatie die beschikbaar wordt gesteld via internet te beschouwen als een bericht en mededeling aan het publiek.

Nochtans zullen de verspreidingsmodaliteiten ook voor digitaal verspreide informatie doorslaggevend zijn voor het taalgebruik.

Indien men de informatie enkel via de gemeentelijke website verspreidt en er geen sprake is van een individueel abonnement, volgt de informatie erin het regime van de berichten en mededelingen. Het gaat hier immers om een ‘onpersoonlijke’ en ‘niet-geïndividualiseerde’ verspreiding. De gemeente moet in dat geval het Nederlands en het Frans gebruiken uiteraard met voorrang voor het Nederlands.

Als de gemeente er daarentegen voor opteert om de nieuwsbrief enkel te verspreiden onder de geïnteresseerden die daartoe een e-mailadres opgeven, gaat het om een betrekking met een particulier. De nieuwsbrieven worden immers in dat geval pas verstuurd nadat de websitebezoeker hiervoor een aanvraag heeft gedaan door zich in te schrijven.

Wie een e-mailadres doorgeeft als contactadres, veronderstelt inderdaad dat men hem langs die weg individueel op de hoogte houdt. Een e-mailadres identificeert immers een specifiek account op een mailserver en bestaat doorgaans uit een gebruikersnaam en wachtwoord. Elektronische post moet dan ook gekwalificeerd worden als een betrekking met een particulier.58 In dat geval mag alleen de taal gebruikt worden die de betrokkene gekozen heeft, voor zover die het Nederlands of het Frans is (art. 25 SWT).

Er moet ook rekening worden gehouden met de aangehaalde omzendbrief BA-2005/03 die, zoals bekend, aangeeft dat rechthebbenden hun verzoek om in het Frans te worden bediend telkens uitdrukkelijk moeten herhalen. De Raad van State is echter van mening dat de particulier op geregelde tijdstippen het bestuur moet informeren of hij gebruik wenst te maken van de faciliteitenregeling. De Raad van State stelt hierbij vier jaar als redelijke termijn voorop.59

Concreet houdt het standpunt van de Raad van State in dat inwoners die een Franstalige versie van de nieuwsbrief aanvragen, dit maximaal zouden kunnen voor vier jaar. Nadien zou de gemeente de zendingen moeten stopzetten en overschakelen naar de Nederlandstalige nieuwsbrief. De gemeente zou eventueel een bericht kunnen sturen naar de abonnee met de melding dat het versturen van de Franstalige brief wordt stopgezet, indien er geen nieuwe aanvraag wordt gedaan. De gemeente zou ook kunnen werken met een abonnementsfiche die na een bepaalde termijn moet worden vernieuwd. De fiche kan in het Nederlands worden opgesteld en de mogelijkheid bieden om de taal van de nieuwsbrief te kiezen.

Hierbij vermelden wij volledigheidshalve nogmaals dat dit verslag de neerslag is van onze activiteiten gedurende de periode 2014-2015. In die periode verklaarde de Vlaamse minister voor Binnenlands Bestuur in december 201460 dat de arresten van de Raad van State voldoende duidelijk waren en geen aanvullende richtlijnen van de toezichthoudende overheid behoefden.

Het antwoord van de adjunct van de gouverneur aan de betrokken gemeente moet in die context worden gezien, temeer daar het besluit van een arrest niet los gezien kan worden van de argumentatie waarop het steunt.61

Recent, met name in februari 2017,62 dus nà het opstellen van dit verslag, verklaarde de Minister in het Vlaams Parlement “… alles wat over de omzendbrieven wordt gezegd staat in het overwegend gedeelte, niet in het beschikkend gedeelte”. In april van datzelfde jaar antwoordde ze op een schriftelijke vraag dienaangaande dat de omzendbrief Peeters nog steeds ongewijzigd van kracht is.63 Daarop vernietigde ze op 26 juni 2017 de besluiten van bepaalde randgemeenten die een beperkte taalregistratie invoerden ter implementatie van het arrest van de Raad van State. Momenteel lopen er vernietigingsberoepen bij de Raad van State tegen die besluiten.

Voetnoten:
  • 37 Dit verslag bevat een weergave van de activiteiten van de dienst voor de jaren 2014 en 2015. Er wordt geen rekening gehouden met feiten en actualiteit na maart 2016.
  • 38 Artikel 25, eerste lid van de taalwet bestuurszaken stelt dat in hun betrekkingen met een particulier de plaatselijke diensten gevestigd in de randgemeenten de door betrokkene gebruikte taal gebruiken voor zover die taal het Nederlands of het Frans is.
  • 39 Het gaat hier om de volgende omzendbrieven van de Vlaamse Overheid: Omzendbrief Peeters: Omzendbrief BA 97/22 van 16 december 1997 betreffende het taalgebruik in de gemeentebesturen van het Nederlandse taalgebied;
    Omzendbrief Keulen: Omzendbrief BA 2005/03 van 8 juli 2005 betreffende het taalgebruik in de gemeente- en OCMW-besturen en in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden – interpretatie en gevolgen van de arresten van de Raad van State van 23 december 2004.
  • 40 Artikel 13bis van de Nieuwe Gemeentewet, zoals ingevoegd door de bijzondere wet van 19 juli 2012, voorziet in een specifieke procedure voor de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten, waarbij de voordrachtsakte van de burgemeester door een stemming van de gemeenteraad moet worden bevestigd. Vanaf die stemming draagt de kandidaat-burgemeester de titel van “aangewezen-burgemeester” en oefent hij alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd. Voor de definitieve benoeming tot burgemeester moet de aanduiding wel nog worden bevestigd door de Vlaamse Regering.
  • 41 Het gaat hier om de arresten waarin de Raad van State oordeelde over de niet-benoemingsbeslissing van de aangewezen-burgemeesters van Kraainem en Linkebeek. In het derde arrest (227.777) oordeelde de Raad dat de verzoeker geen aanspraak meer kon maken op een definitieve benoeming en bijgevolg geen actueel belang meer had bij het beroep.
  • 42 “Om de voorrangsstatus van het Nederlands in het eentalig Nederlands taalgebied te verzoenen met de taalfaciliteiten zoals die door de federale wetgeving worden gewaarborgd in de zogenoemde randgemeenten, moet ervan worden uitgegaan dat, bij afwezigheid van een specifiek verzoek van de particulier, de overheid moet terugvallen op hetgeen zij weet over de taal van de particulier. De particulier die in het Frans wenst te worden bediend door het gemeentebestuur, moet echter een verzoek indienen door een brief aan het gemeentebestuur te sturen of daar neer te leggen. Deze keuze geldt voor een redelijke termijn, namelijk voor vier jaar, en is hernieuwbaar. Daarnaast kan de particulier bij een welbepaald mondeling contact of met betrekking tot een welbepaald document altijd nog verzoeken om over te schakelen naar het Frans”. Raad van State, 20 juni 2014, arresten 227.775 en 227.776.
  • 43 Artikel 2 van de Wet van 19 juli 2012 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, wat de behandeling van geschillen betreft door de Algemene Vergadering van de Afdeling bestuursrechtspraak, op vraag van personen gevestigd in de randgemeenten, BS 22 augustus 2012.
  • 44 Bijzondere Wet van 19 juli 2012 houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen (de zogenaamde ‘Pacificatiewet’) en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft, BS 22 augustus 2012.
  • 45 Zie Vl. Parlement, 9 december 2014, vraag om uitleg van de heer Van Eyken tot mevrouw L. Homans, minister van Binnenlands Bestuur over arresten van de Algemene Vergadering van de Raad van State betreffende de omzendbrief Peeters.
    Minister Homans: “Op het vlak van de toepassing van de taalwetgeving zijn deze arresten voldoende duidelijk. De drie gemeenten waarop deze arresten betrekking hebben, behoren tot het eentalig Nederlands taalgebied. Er moet voorrang worden gegeven aan de status van het Nederlands in deze gemeenten. Aan de particulieren, inwoners van deze gemeenten, moeten hun rechten inzake faciliteiten worden gewaarborgd; zij kunnen aan het gemeentebestuur de toepassing van die rechten vragen. Zoals het in een rechtsstaat betaamt, zal de Vlaamse Regering zich aan de arresten houden.”
  • 46 http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.2005476
  • 47 Omzendbrief BB 2010/03 van 7 mei 2010 – Verbod op registratie van taalvoorkeur.
  • 48 Artikel 1 van het KB van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister bevat een limitatieve opsomming van de informatie die in deze registers mag worden opgenomen.
  • 49 Artikel 41 taalwet bestuurszaken.
  • 50 Artikel 19 taalwet bestuurszaken.
  • 51 Kamer, COM 872, 21 april 2010, Vraag nr. 21269 van de heer Xavier Baeselen, het verzoek van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur om de taalcodes in het rijksregister te schrappen; nr. 21270 van de heer Ben Weyts, de registratie van taalaanhorigheid door het rijksregister; nr. 21467 van de heer Eric Libert, het verzoek van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur om de taalcode in het rijksregister te schrappen aan de minister van Binnenlandse Zaken mevrouw A. Turtelboom, p 10.
  • 52 Artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen – Rijksregisterwet: “Op verzoek van een gemeentebestuur kan andere informatie in het Rijksregister worden opgenomen. Deze mag slechts medegedeeld worden aan de overheid die ze verstrekt heeft.”
  • 53 Artikel 12 van de taalwet bestuurszaken bepaalt dat iedere plaatselijke dienst uitsluitend de taal van zijn gebied gebruikt voor zijn betrekkingen met de particulieren, onverminderd de mogelijkheid die hem gelaten wordt aan de particulieren, die gevestigd zijn in een ander taalgebied, te antwoorden in de taal waarvan zij zich bedienen. De specifieke taalregeling die voor de randgemeenten geldt, belet deze gemeenten niet om toepassing te maken van de zogenoemde taalhoffelijkheidsbepaling van art. 12.
  • 54 Vlaams parl., commissievergadering 9 december 2014, vraag van dhr. C. Van Eyken.
  • 55 Cass. 29 juni 1972, Arr.Cass. 1972, 1046; Cassatie, 15 maart 1991, Arr.Cass. 1991,739, RvSt.,14 juni 2016, nr. 235.085, CDPK 2017, p 514; J. Theunis, De exceptie van onwettigheid, Brugge, die Keure, 2011, 571.
  • 56 Vlaams parl., plenaire vergadering 1 februari 2017, actuele vraag van dhr. W. Segers.
  • 57 Vlaams parl. 26 april 2017, vraag nr. 580 van dhr T. Van Grieken
  • 58 Zie ook VCT, 9 mei 2014, adviezen 45.144 en 45.181; 13 december 2013, adviezen nrs. 45.116 en 45.145.
  • 59 Raad van State, 20 juni 2014, arresten 227.775 en 227.776
  • 60 Vlaams parl., commissievergadering 9 december 2014, vraag van dhr. C. Van Eyken.
  • 61 Cass. 29 juni 1972, Arr.Cass. 1972, 1046; Cassatie, 15 maart 1991, Arr.Cass. 1991,739; RvSt.,14 juni 2016, nr. 235.085, CDPK 2017, p 514; J. Theunis, De exceptie van onwettigheid, Brugge, die Keure, 2011, 571.
  • 62 Vlaams parl., plenaire vergadering 1 februari 2017, actuele vraag van dhr. W. Segers.
  • 63 Vlaams parl., 26 april 2017, vraag nr. 580 van dhr. T. Van Grieken